Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Court of Appeal (Verenigd Koninkrijk) op 3 april 2019 – Commissioners for Her Majesty’s Revenue and Customs / WR

(Zaak C-279/19)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

Court of Appeal (Verenigd Koninkrijk)

Partijen in het hoofdgeding

Eiser in hogere voorziening: Commissioners for Her Majesty’s Revenue and Customs

Verweerder in hogere voorziening: WR

Prejudiciële vragen

Is een persoon (P) die fysiek in het bezit is van accijnsgoederen op het moment dat de accijns daarop verschuldigd wordt in lidstaat B, de tot voldoening van die accijns gehouden persoon overeenkomstig artikel 33, lid 3, van richtlijn 2008/118/EG1 in het geval dat die persoon:

a)    geen wettelijk of economisch belang in de accijnsgoederen had;

b)    tegen een vergoeding de accijnsgoederen ten behoeve van een andere partij vervoerde tussen lidstaat A en lidstaat B; en

c)    wist dat de goederen in zijn bezit accijnsgoederen waren, maar niet wist en geen reden had om aan te nemen dat op de goederen accijns verschuldigd was in lidstaat B, op het ogenblik dat of voordat de accijns verschuldigd werd?

Wordt de eerste vraag anders beantwoord indien de persoon (P) niet wist dat de goederen in zijn bezit accijnsgoederen waren?

____________

1 Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG (PB 2009, L 9, blz. 12).