Language of document : ECLI:EU:F:2007:233

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Eerste kamer)

14 december 2007

Zaak F‑82/06

Tineke Duyster

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Openbare dienst – Ambtenaren – Ouderschapsverlof – Begindatum van ouderschapsverlof – Aanhangigheid – Kennelijke niet-ontvankelijkheid”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens de artikelen 236 EG en 152 EA en strekkende tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 11 mei 2006 houdende afwijzing van de klacht die verzoekster heeft ingesteld tegen het besluit van de Commissie van 17 november 2005 waarbij de begindatum van haar ouderschapsverlof op 8 november 2004 is gesteld. Bovendien dient verzoekster opnieuw dezelfde vorderingen in als in de zaak F‑18/06, Duyster/Commissie, namelijk enerzijds nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 17 november 2005 waarbij de begindatum van haar ouderschapsverlof op 8 november 2004 is gesteld en, anderzijds, betaling van schadevergoeding, met name voor de materiële en immateriële schade die door dat besluit is ontstaan.

Beslissing: Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Elke partij draagt haar eigen kosten.

Samenvatting

1.      Procedure – Ontvankelijkheid van procesakten – Beoordeling op het moment van indiening van akte

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg, art. 114)

2.      Procedure – Exceptie van litispendentie

1.      Net zoals de ontvankelijkheid van een beroep moet worden beoordeeld op het moment van instelling ervan, moet de ontvankelijkheid van andere procesakten, zoals een akte waarbij een exceptie van niet-ontvankelijkheid wordt opgeworpen, worden beoordeeld op het moment van indiening ervan. Deze uitlegging garandeert de inachtneming van het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel.

(cf. punt 40)

Referentie:

Hof: 27 november 1984, Bensider e.a./Commissie, 50/84, Jurispr. blz. 3991, punt 8

Gerecht van eerste aanleg: 8 oktober 2001, Stauner e.a./Parlement en Commissie, T‑236/00 R II, Jurispr. blz. II‑2943, punt 49; 9 juli 2003, Commerzbank/Commissie, T‑219/01, Jurispr. blz. II‑2843, punt 61

2.      Een beroep tussen dezelfde partijen waarin het voorwerp en de middelen waarop het beroep is gebaseerd, identiek zijn als in een eerder ingesteld beroep, moet niet-ontvankelijk worden verklaard.

(cf. punt 47)

Referentie:

Hof: 19 september 1985, Hoogovens Groep/Commissie, 172/83 en 226/83, Jurispr. blz. 2831, punt 9; 22 september 1988, Frankrijk/Parlement, 358/85 en 51/86, Jurispr. blz. 4821, punt 12

Gerecht van eerste aanleg: 14 juni 2007, Landtag Schleswig-Holstein/Commissie, T‑68/07, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 16