Language of document : ECLI:EU:F:2013:41

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Tweede kamer)

21 maart 2013

Zaak F‑94/11

Markus Brune

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst – Algemeen vergelijkend onderzoek – Nietigverklaring van besluit om betrokkene niet op reservelijst te plaatsen – Uitvoering van gezag van gewijsde – Legaliteitsbeginsel – Exceptie van onwettigheid van besluit om procedure van vergelijkend onderzoek te heropenen”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee Brune voornamelijk vraagt om nietigverklaring van het hem bij schrijven van de voorzitter van de jury van 11 februari 2011 ter kennis gebrachte besluit om hem niet op de reservelijst van algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AD/26/05 te plaatsen.

Beslissing: Het beroep wordt verworpen. Brune draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van de Commissie.

Samenvatting

1.      Beroepen van ambtenaren – Bezwarend besluit – Begrip – Voorbereidende handeling – Besluit van jury van vergelijkend onderzoek om procedure van vergelijkend onderzoek te heropenen – Daarvan uitgesloten – Besluit dat uitsluitend kan worden betwist door middel van exceptie in het kader van een beroep tegen het besluit om een kandidaat niet op de reservelijst te plaatsen

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

2.      Beroepen van ambtenaren – Arrest houdende nietigverklaring – Gevolgen – Verplichting om uitvoeringsmaatregelen vast te stellen – Omvang – Inaanmerkingneming van zowel rechtsoverwegingen als dictum van arrest – Nietigverklaring van besluit van jury van vergelijkend onderzoek om kandidaat niet op reservelijst te plaatsen – Heropening van vergelijkend onderzoek alleen met betrekking tot verzoeker – Adequate uitvoering

(Art. 266 VWEU; Ambtenarenstatuut, art. 27)

3.      Beroepen van ambtenaren – Arrest houdende nietigverklaring – Gevolgen – Verplichting om uitvoeringsmaatregelen vast te stellen – Beoordelingsbevoegdheid van administratie – Mogelijkheid van dialoog met slachtoffer

(Art. 266 VWEU)

1.      Een besluit waarin een ten onrechte van een vergelijkend onderzoek uitgesloten kandidaat wordt aangegeven dat het vergelijkend onderzoek wordt heropend, en de modaliteiten worden gepreciseerd die rechtstreeks betrekking hebben op die hervatting van de procedure van vergelijkend onderzoek, vormt geen bezwarend besluit, maar een handeling ter voorbereiding van het na afloop van de procedure genomen besluit om de kandidaat al dan niet op de reservelijst van het vergelijkend onderzoek te plaatsen. De betrokken kandidaat kan derhalve niet rechtstreeks beroep instellen tegen dat voorbereidende besluit, maar kan dit besluit uitsluitend betwisten door middel van een exceptie in het kader van een beroep gericht tegen het besluit om hem niet op de reservelijst te plaatsen.

(cf. punt 37)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 15 juli 1993, Camara Alloisio e.a./Commissie, T‑17/90, T‑28/91 en T‑17/92, punt 42

2.      Naar aanleiding van een arrest houdende nietigverklaring is de betrokken instelling krachtens artikel 266 VWEU gehouden de maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn om de gevolgen van de vastgestelde onregelmatigheden op te heffen, hetgeen in het geval van een reeds uitgevoerde handeling betekent dat de verzoeker in de rechtssituatie wordt gebracht waarin hij zich vóór die handeling bevond.

Om aan de krachtens artikel 266 VWEU op haar rustende verplichting te voldoen moet de instelling concrete maatregelen nemen om de onregelmatigheid waarmee de betrokkene is geconfronteerd op te heffen. Zij kan zich dus niet beroepen op praktische problemen die zich kunnen voordoen wanneer de verzoeker in de rechtssituatie wordt gebracht waarin hij zich vóór de vaststelling van de nietig verklaarde handeling bevond, teneinde zich aan die verplichting te onttrekken. Slechts wanneer de uitvoering van een arrest houdende nietigverklaring op grote problemen stuit, kan de betrokken instelling aan haar verplichtingen voldoen door een besluit te nemen dat de belanghebbende redelijkerwijs compensatie kan bieden voor het nadeel dat voor hem uit het nietig verklaarde besluit is voortgevloeid.

In dit verband staat het weliswaar aan de betrokken instelling om te bepalen welke maatregelen zijn vereist voor de uitvoering van het arrest houdende nietigverklaring, doch haar beoordelingsbevoegdheid wordt beperkt door de noodzaak om het dictum en de rechtsoverwegingen te eerbiedigen van het arrest waaraan zij uitvoering moet geven alsook de rechtsvoorschriften van de Unie. Zo moet de verwerende instelling met name vermijden dat de vastgestelde maatregelen dezelfde onregelmatigheden vertonen als die welke in het arrest houdende nietigverklaring zijn vastgesteld.

Wanneer het gaat om een algemeen vergelijkend onderzoek dat is georganiseerd met het oog op de vorming van een aanwervingsreserve, kan de administratie echter proberen een redelijke oplossing te vinden in het bijzondere geval van een ten onrechte afgewezen kandidaat. Zijn de examens van een dergelijk algemeen vergelijkend onderzoek aangetast door een onregelmatigheid, dan worden de rechten van een kandidaat adequaat beschermd indien het tot aanstelling bevoegd gezag dat vergelijkend onderzoek met betrekking tot hem heropent, aangezien daardoor de situatie wordt hersteld zoals die was voordat de door de rechter gelaakte omstandigheden zich voordeden. Een oplossing bestaande in het plaatsen van de verzoeker op de reservelijst van het vergelijkend onderzoek zonder het mondelinge examen te herhalen, kan daarentegen niet worden aanvaard, omdat daardoor niet alleen het beginsel van gelijke behandeling en van de objectiviteit van de beoordeling alsmede de aankondiging van vergelijkend onderzoek worden geschonden, maar eveneens artikel 27 van het Statuut.

(cf. punten 58‑60, 63 en 67)

Referentie:

Hof: 14 juli 1983, Detti/Hof van Justitie, 144/82, punt 33; 6 juli 1993, Commissie/Albani e.a., C‑242/90 P, punt 13

Gerecht van eerste aanleg: 22 juni 1990, Marcopoulos/Hof van Justitie, T‑32/89 en T‑39/89, punt 44; 8 oktober 1992, Meskens/Parlement, T‑84/91, punt 78; 23 april 2002, Campolargo/Commissie, T‑372/00, punt 109 en aldaar aangehaalde rechtspraak; 5 december 2002, Hoyer/Commissie, T‑119/99, punt 37 en aldaar aangehaalde rechtspraak; 13 september 2005, Recalde Langarica/Commissie, T‑283/03, punten 50 en 51

Gerecht voor ambtenarenzaken: 24 juni 2008, Andres e.a./ECB, F‑15/05, punt 132 en aldaar aangehaalde rechtspraak

3.      Daar het om een eenzijdig optreden van de administratie gaat, staat het aan haar om te bepalen welke maatregelen nodig zijn om uitvoering te geven aan een arrest houdende nietigverklaring. Vervolgens kan zij, doch zij hoeft dit niet te doen, een dialoog aangaan met het slachtoffer van een onrechtmatigheid teneinde tot een akkoord te komen waardoor hem een redelijke compensatie wordt geboden.

(cf. punt 71)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: Meskens/Parlement, reeds aangehaald, punt 80; 26 juni 1996, De Nil en Impens/Raad, T‑91/95, punt 34