Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 25 januari 2019 door de Raad van de Europese Unie tegen het arrest van het Gerecht (Derde kamer – uitgebreid) van 15 november 2018 in zaak T-316/14, Kurdistan Workers’ Party (PKK)/Raad

(Zaak C-46/19 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirant: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: B. Driessen en S. Van Overmeire, gemachtigden)

Andere partijen in de procedure: Kurdistan Workers’ Party (PKK), Europese Commissie, Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland

Conclusies

het bestreden arrest van het Gerecht vernietigen;

definitief uitspraak doen over de punten waarop de onderhavige hogere voorziening betrekking heeft en het beroep van de PKK verwerpen; en

de PKK verwijzen in de kosten die de Raad in het kader van de onderhavige hogere voorziening en van zaak T-316/14 heeft gemaakt.

Middelen en voornaamste argumenten

De Raad betoogt dat het Gerecht op de volgende punten blijk heeft gegeven van een onjuiste beoordeling:

eerste middel: het Gerecht heeft de bestreden beslissingen ten onrechte aangemerkt als louter beslissingen gebaseerd op artikel 1, lid 61 ;

tweede middel: het Gerecht heeft ten onrechte geconcludeerd dat de beslissingen van de Verenigde Staten niet als grondslag kunnen dienen voor de aanvankelijke plaatsing op de lijst;

derde middel: het Gerecht heeft ten onrechte geoordeeld dat de Raad had nagelaten te verklaren waarom hij de beslissingen van de Verenigde Staten en de Home Secretary (minister van Binnenlandse Zaken) van het Verenigd Koninkrijk aanmerkte als beslissingen van bevoegde instanties in de zin van artikel 1, lid 4, van gemeenschappelijk standpunt 2001/931;

vierde middel: het Gerecht heeft punt 55 van het arrest LTTE2 onjuist toegepast op het onderhavige geding;

vijfde middel: het Gerecht heeft punt 71 van het arrest LTTE onjuist toegepast op het onderhavige geding;

zesde middel: het Gerecht heeft artikel 1, lid 4, van gemeenschappelijk standpunt 2001/931 en punt 55 van het arrest LTTE onjuist toegepast;

zevende middel: het Gerecht heeft ten onrechte geoordeeld dat de Raad de brief van de PKK niet kon beantwoorden middels zijn eigen brief van 27 maart 2015.

____________

1 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 27 december 2001 betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme (2001/931/GBVB) (PB 2001, L 344, blz. 93).

2 Zaak C-599/14 P, Raad/LTTE, EU:C2017:583.