Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 7 maart 2019 door achtung! GmbH tegen het arrest van het Gerecht (Negende kamer) van 10 januari 2019 in zaak T-832/17, achtung! GmbH/Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

(Zaak C-214/19 P)

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirante: achtung! GmbH (vertegenwoordigers: G. J. Seelig en D. Bischof, Rechtsanwälte)

Andere partij in de procedure: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Conclusies

vernietiging van het arrest van het Gerecht van 10 januari 2019 in zaak T-832/17;

toewijzing van de eerste en de derde conclusie in het in eerste aanleg ingediende verzoekschrift van 22 december 2017;

verwijzing van het EUIPO in de kosten van de onderhavige procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Eerste middel: onjuiste juridische beoordeling van het onderscheidend vermogen van het aangevraagde (woord- en beeld)merk „achtung!” overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder b), van verordening 2017/10011 . Het Gerecht heeft in het bestreden arrest ten onrechte geoordeeld dat een teken onderscheidend vermogen mist wanneer het in een van zijn mogelijke betekenissen als een reclameboodschap kan worden opgevat. Bovendien is het Gerecht bij de beoordeling van het onderscheidend vermogen niet uitgegaan van het aangevraagde teken „achtung!”, maar van het Duitse begrip „Achtung”. In zijn beoordeling van het onderscheidend vermogen heeft het Gerecht zich tevens gebaseerd op onjuiste feiten en is het niet nader ingegaan op de vragen die aan de orde waren.

Tweede middel: wederom onjuiste juridische beoordeling van het onderscheidend vermogen overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder b), van verordening 2017/1001. Het Gerecht heeft in het bestreden arrest ten onrechte geoordeeld dat de omstandigheid dat goederen en diensten „onderwerp van reclameboodschappen” kunnen zijn een gemeenschappelijk kenmerk is dat maakt dat er geenszins sprake is van onderscheidend vermogen waar het gaat om alle goederen en diensten waarop de aanvraag betrekking heeft.

Derde middel: schending van het gelijkheidsbeginsel en het beginsel van behoorlijk bestuur. Het Gerecht heeft ten onrechte nagelaten om na te gaan of de kamer van beroep terdege rekening had gehouden met rekwirantes eerdere inschrijvingen die relevant waren, en of bij het nemen van de beslissing van de kamer van beroep al dan niet tot dezelfde slotsom kon worden gekomen. Het feit dat identieke oudere inschrijvingen bij het EUIPO in het geheel niet bij de beoordeling zijn betrokken, levert een onjuiste rechtsopvatting op.

____________

1     Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk (PB 2017, L 154, blz. 1).