Language of document :

Beroep ingesteld op 17 juli 2006 - Lofaro / Commissie

(zaak F-75/06)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoeker: Alessandro Lofaro (Brussel, België) (vertegenwoordiger: J.-L. Laffineur, advocaat)

Verweerster: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies van verzoeker

nietigverklaring van het besluit van 28 september 2005 om verzoeker aan het einde van zijn proeftijd te ontslaan alsmede van de beoordeling aan einde van zijn proeftijd waarop dat besluit is gebaseerd;

voor zover nodig, nietigverklaring van het besluit van het tot het aangaan van overeenkomsten bevoegd gezag (TAOBG) van 31 maart 2005 om verzoekers klacht af te wijzen;

veroordeling van verweerster tot betaling aan verzoeker van een vergoeding voor de door hem geleden materiële schade die ex aequo et bono op 85 473 EUR wordt geraamd en een vergoeding van 50 000 EUR voor de immateriële schade, onder voorbehoud van een vermeerdering of vermindering in de loop van het geding;

verwijzing van de Commissie van de Europese Gemeenschappen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeker, een voormalig tijdelijk functionaris van de Commissie, was van 16 september 2004 tot 15 september 2009 aangesteld op basis van een overeenkomst waarin overeenkomstig artikel 14 van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden (RAP) een proeftijd van zes maanden was voorzien. Na een eerste negatieve beoordeling, een verlenging van de proeftijd van zes maanden en een tweede negatieve beoordeling, heeft verweerster die overeenkomst beëindigd.

In zijn beroep stelt verzoeker dat verweerster kennelijke beoordelingsfouten heeft gemaakt, voor zover zij, enerzijds, zich heeft gebaseerd op onjuiste feiten dan wel een verkeerde uitlegging aan de feiten heeft gegeven en, anderzijds, verzoeker problemen heeft verweten waarvoor hij niet verantwoordelijk kan worden gesteld.

Bovendien heeft verweerster ook de algemene beginselen ter waarborging van het recht op waardigheid en van verweer geschonden en overbodige kritiek geuit.

Ten slotte stelt verzoeker dat verweerster, door het beoordelingsrapport niet uiterlijk één maand vóór afloop van de proeftijd af te ronden, artikel 14 RAP heeft geschonden.

____________