Language of document :

Arrest van het Hof (Grote kamer) van 27 mei 2019 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Supreme Court en de High Court - Ierland) – Tenuitvoerlegging van Europese aanhoudingsbevelen uitgevaardigd tegen OG (C-508/18) en PI (C-82/19 PPU)

(Gevoegde zaken C-508/18 en C-82/19 PPU)1

(Prejudiciële verwijzing – Prejudiciële spoedprocedure – Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken – Europees aanhoudingsbevel – Kaderbesluit 2002/584/JBZ – Artikel 6, lid 1 – Begrip ‚uitvaardigende rechterlijke autoriteit’ – Europees aanhoudingsbevel uitgevaardigd door het openbaar ministerie van een lidstaat – Status – Bestaan van een verhouding van ondergeschiktheid ten opzichte van een orgaan van de uitvoerende macht – Individuele instructiebevoegdheid van de minister van Justitie – Geen waarborg van onafhankelijkheid)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechters

Supreme Court, High Court (Ierland)

Partijen in de hoofdgedingen

OG (C-508/18), PI (C-82/19 PPU)

Dictum

De zaken C-508/18 en C-82/19 PPU worden voor het arrest gevoegd.

Het begrip „uitvaardigende rechterlijke autoriteit” in de zin van artikel 6, lid 1, van kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van 26 februari 2009, moet aldus worden uitgelegd dat het geen betrekking heeft op de openbare ministeries van een lidstaat die het risico lopen dat zij in een individueel geval rechtstreeks of indirect worden aangestuurd door of instructies ontvangen van de uitvoerende macht, zoals een minister van Justitie, in het kader van de vaststelling van een besluit over de uitvaardiging van een Europees aanhoudingsbevel.

____________

1 PB C 364 van  8.10.2018.

PB C 122 van  1.4.2019.