Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 30 januari 2019 door de Europese Commissie tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 21 november 2018 in zaak T-587/16 , HM/Europese Commissie.

(Zaak C-70/19 P)

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirante: Europese Commissie (vertegenwoordigers: T. S. Bohr, G. Gattinara, gemachtigden)

Andere partij in de procedure: HM

Conclusies

het arrest van het Gerecht van 21 november 2018 in zaak T-587/16, HM/Commissie, vernietigen;

de zaak terugverwijzen naar het Gerecht;

de beslissing over de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hogere voorziening aanhouden.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert de Commissie twee middelen aan.

Met haar eerste middel, dat uit drie onderdelen bestaat, voert de Commissie aan dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting met betrekking tot de bevoegdheidsverdeling tussen de jury en het Europees Bureau voor personeelsselectie (EPSO).

Eerste onderdeel: het Gerecht heeft de bestreden handeling, namelijk de beslissing van EPSO van 17 augustus 2015 om het verzoek van verzoekster tot heronderzoek niet over te maken aan de jury wegens laattijdigheid, rechtens onjuist gekwalificeerd. Deze mededeling heeft plaatsgevonden in het kader van de in punt 3.1.3 van de algemene bepalingen voor algemene vergelijkende onderzoeken aan EPSO toegekende bevoegdheid om alle correspondentie met de kandidaten te voeren.

Tweede onderdeel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij de uitlegging van de algemene bepalingen. De Commissie betoogt dat punt 3.4.3 van deze algemene bepalingen niet alleen in samenhang met punt 3.1.3 moet worden gelezen, maar eveneens in het licht van de geest en het doel van punt 3.4.3, dat aan EPSO de bevoegdheid toekent voor de interne heronderzoeksprocedure.

Derde onderdeel: het Gerecht heeft artikel 7 van bijlage III bij het Statuut van de ambtenaren onjuist uitgelegd. De bestreden mededeling is volgens de Commissie een administratieve ordemaatregel om te verzekeren dat uniforme maatstaven worden toegepast bij selectieprocedures overeenkomstig het genoemde artikel 7, lid 1. Dit is ook in lijn met de rol van assistent van de jury die EPSO vervult, waarop het Gerecht heeft gewezen in zaak T-361/10 P, Kommission/Pachitis1 .

Met haar tweede middel verwijt de Commissie het Gerecht een onjuiste rechtsopvatting bij de uitlegging van het middel inzake de onbevoegdheid van de auteur van de handeling. Het Gerecht heeft in casu niet onderzocht of, indien het bevoegdheidsgebrek zou zijn verholpen, een handeling met dezelfde inhoud of met een andere inhoud zou zijn vastgesteld. Zonder een dergelijk onderzoek kon het Gerecht de bestreden handeling niet nietig verklaren.

____________

1 ECLI:EU:T:2011:742