Language of document : ECLI:EU:F:2013:128

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Tweede kamer)

16 september 2013

Zaak F‑84/12

CN

tegen

Raad van de Europese Unie

„Openbare dienst – Artikel 78 van het Statuut – Invaliditeitscommissie – Medisch rapport – Medische gegevens van psychiatrische of psychologische aard – Medisch geheim – Toegang – Beroep tot nietigverklaring – Beroep tot schadevergoeding”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee CN, ten eerste, nietigverklaring vordert van de besluiten tot weigering om aan hem rechtstreekse toegang tot het eindrapport van de invaliditeitscommissie en toegang tot de diagnose van de „derde arts” van die commissie te verlenen, voor zover deze besluiten voortvloeien uit de brief van de raadgevend arts van de Raad van de Europese Unie van 17 oktober 2011, alsmede van het besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag van de Raad van 24 maart 2012 tot afwijzing van zijn klacht, en, ten tweede, veroordeling van de Raad tot vergoeding van de materiële en immateriële schade die hij zou hebben geleden.

Beslissing:      Het beroep wordt verworpen. CN zal zijn eigen kosten dragen en wordt verwezen in de kosten van de Raad van de Europese Unie.

Samenvatting

1.      Harmonisatie van wetgevingen – Bescherming van natuurlijke personen in verband met verwerking van persoonsgegevens – Verwerking van deze gegevens door de instellingen en organen van de Unie – Verordening nr. 45/2001 – Verwerking van medische gegevens – Besluit van een instelling houdende weigering om ambtenaar rechtstreeks toegang te verlenen tot eindrapport van invaliditeitscommissie – Schending van verordening nr. 45/2001 – Geen

(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 41; verordening nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 13, sub c, en 20, lid 1, sub c)

2.      Ambtenaren – Beginselen – Toegang van ambtenaar tot zijn medisch dossier – Weigering van rechtstreekse toegang tot medisch rapport waarin gegevens van psychiatrische of psychologische aard zijn opgenomen – Schending van beginsel van behoorlijk bestuur – Geen

(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 41; Ambtenarenstatuut, art. 26 bis)

3.      Beroepen van ambtenaren – Bezwarend besluit – Begrip – Na afloop van procedure tot vaststelling van invaliditeit genomen besluit – Daaronder begrepen – Betwisting van wettigheid van eindrapport van invaliditeitscommissie – Toelaatbaarheid

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

1.      Verordening nr. 45/2001 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, moet worden uitgelegd in overeenstemming met artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, krachtens welke bepaling eenieder recht heeft op behoorlijk bestuur en met name op toegang tot zijn dossier. Verordening nr. 45/2001 bevat weliswaar geen bepaling op grond waarvan het een instelling is toegestaan om de betrokkene de toegang tot zijn medische gegevens te weigeren, doch deze verordening preciseert wel de modaliteiten voor de toegang tot persoonsgegevens, met inbegrip van medische gegevens, alsook de verplichtingen van de instellingen om individuele personen te beschermen. Derhalve levert een besluit van de instelling waarbij een ambtenaar de rechtstreekse toegang wordt geweigerd tot een eindrapport van de invaliditeitscommissie, geen schending op van verordening nr. 45/2001, en met name niet van artikel 13, sub c, van die verordening.

Hoe dan ook rechtvaardigt artikel 20, lid 1, sub c, van verordening nr. 45/2001 de weigering van een instelling om zijn ambtenaar rechtstreekse toegang te verlenen tot een eindrapport van een invaliditeitscommissie. Met name wanneer het gaat om een eindrapport waarin melding wordt gemaakt van problemen van psychiatrische aard, kan de instelling zich op het standpunt stellen dat de betrokken ambtenaar moet worden beschermd en dat deze bescherming in overeenstemming moet worden gebracht met de vereisten van het medische beroepsgeheim. De instelling kan derhalve op basis van bovengenoemde bepaling besluiten dat de betrokken ambtenaar enkel toegang kan krijgen tot het eindrapport van de invaliditeitscommissie via een vertrouwensarts, opdat deze laatste hem de nodige uitleg kan verschaffen om het medisch advies waarop het besluit tot vaststelling van de invaliditeit is gebaseerd, te begrijpen.

(cf. punten 40 en 41)

2.      Artikel 41, lid 2, sub b, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie erkent het recht van eenieder op toegang tot zijn dossier, maar preciseert dat deze toegang moet worden verleend met inachtneming van met name de legitieme belangen van vertrouwelijkheid en beroepsgeheim. Deze bepaling vereist dus niet dat de ambtenaren in alle gevallen rechtstreeks toegang moeten krijgen tot hun medisch dossier, maar maakt daarentegen een indirecte toegang mogelijk wanneer legitieme belangen van vertrouwelijkheid en beroepsgeheim dit rechtvaardigen.

Derhalve kan artikel 26 bis van het Statuut voor zover dit erkent dat elke ambtenaar het recht heeft overeenkomstig de door de instelling vastgestelde bepalingen kennis te nemen van zijn medisch dossier, niet worden geacht in strijd te zijn met artikel 41, lid 2, sub b, van het Handvest.

Dit geldt ook voor interne richtlijn nr. 2/2004 van de Raad, betreffende de toegang van ambtenaren of andere personeelsleden tot hun medisch dossier, dat, na te hebben bepaald dat de ambtenaren een zo ruim mogelijke toegang moeten hebben tot hun medisch dossier, de voorwaarden en modaliteiten van die toegang vastlegt. Bepaald wordt namelijk dat het medisch dossier moet worden geraadpleegd binnen de ruimten van de medische dienst van de Raad, in aanwezigheid van een door die dienst aangewezen persoon. Wanneer een ambtenaar evenwel verzoekt om toegang tot een medisch rapport waarin gegevens van psychiatrische of psychologische aard zijn opgenomen, kan hij hiertoe enkel toegang krijgen via de tussenkomst van een door hem aangewezen arts. Een indirecte toegang tot dergelijke rapporten, door tussenkomst van een door de betrokken ambtenaar aangewezen vertrouwensarts, maakt het mogelijk om, zoals artikel 41, lid 2, sub b, van het Handvest dit vereist, het recht van de ambtenaar op toegang tot hem betreffende medische documenten te verenigen met de vereisten van het medische beroepsgeheim, die een arts in staat stellen te beoordelen of het mogelijk is om aan de persoon die hij verzorgt of onderzoekt, de aard mee te delen van de aandoeningen waaraan deze persoon zou kunnen lijden.

(cf. punten 51‑53)

3.      De statutaire beroepswegen stellen ambtenaren in staat de wettigheid te betwisten van een na afloop van de procedure tot vaststelling van invaliditeit genomen besluit, en zich in het kader van deze betwisting te beroepen op de onregelmatigheid van eerdere handelingen die daar nauw mee samenhangen, zoals het eindrapport van de invaliditeitscommissie.

Ook zonder de inhoud van het eindrapport van de invaliditeitscommissie te kennen, kan de betrokkene binnen de statutaire termijn overeenkomstig artikel 90, lid 2, van het Statuut, een klacht indienen tegen het besluit tot vaststelling van de invaliditeit. In geval van afwijzing van zijn klacht heeft hij het recht om beroep in rechte in te stellen overeenkomstig artikel 91 van het Statuut, teneinde aan de Unierechter te verzoeken met name de regelmatigheid van het eindrapport van de invaliditeitscommissie te onderzoeken.

(cf. punten 69 en 72)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 3 juni 1997, H/Commissie, T‑196/95, punten 48 en 49