Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland) op 15 januari 2019 – Strafzaak tegen YO

(Zaak C-22/19)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem

Partij in het hoofdgeding

YO

Prejudiciële vragen

Is een stof die geen bijproduct is in de zin van de kaderrichtlijn afvalstoffen1 per definitie ook geen dierlijk bijproduct in de zin van de verordening dierlijke bijproducten 2009, zodat deze stof niet op grond van artikel 1, derde lid, van de EVOA2 van de werking van de EVOA is uitgesloten? Of is het niet uitgesloten dat een stof valt onder de definitie van dierlijke bijproducten in de zin van de verordening dierlijke bijproducten 2009 als die stof niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 5, eerste lid, van de kaderrichtlijn afvalstoffen, zodat deze stof niet zonder meer onder de EVOA valt?

Hoe dient de overbrenging die valt onder de erkenningseisen van verordening (EG) nr. 1774/20023 – nu: verordening (EG) nr. 1069/20094 – in de zin van artikel 1, derde lid, van de EVOA te worden begrepen: is daarmee bedoeld het vervoer (tussen een land en een ander land) van dierlijke bijproducten, ongeacht van welke categorie dat materiaal is? Of is daarmee bedoeld het vervoer van in artikel 48 van de verordening dierlijke bijproducten 2009 (voorheen artikel 8 van de verordening 1774/2002) bedoeld materiaal, dat is beperkt tot dierlijke bijproducten of afgeleide producten in de zin van die bepaling, dus materiaal van categorie 1 en materiaal van categorie 2, en bepaalde daarvan afgeleide producten, inclusief verwerkte dierlijke eiwitten afgeleid van categorie 3-materiaal?

Als met de overbrenging die valt onder de erkenningseisen van verordening (EG) nr. 1774/2002 – nu verordening (EG) nr. 1069/2009 – in de zin van artikel 1, derde lid, aanhef en onder d, van de EVOA moet worden begrepen het vervoer (tussen een land en een ander land) van dierlijke bijproducten, ongeacht van welke categorie dat materiaal is, dient dan artikel 1, derde lid, aanhef en onder d, van de EVOA, verder zo te worden gelezen dat daarmee ook overbrengingen van mengsels van dierlijke bijproducten en andere stoffen worden bedoeld en – zo ja – is de mengverhouding tussen de dierlijke bijproducten en de andere stoffen hierbij relevant? Of verliest een dierlijk bijproduct het karakter van dierlijk bijproduct in de zin van de verordening dierlijke bijproducten 2009 en wordt dit dierlijke bijproduct een afvalstof in de zin van de EVOA als gevolg van het mengen hiervan met een andere stof?

____________

1     Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB 2008, L 312, blz. 3).

2     Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2016 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (PB 2006, L 190, blz. 1).

3     Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (PB 2002, L 273, blz. 1).

4     Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten) (PB 2009, L 300, blz. 1).