Language of document :

Beroep ingesteld op 28 september 2018 – Europese Commissie / Slowaakse Republiek

(Zaak C-614/18)

Procestaal: Slowaaks

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: A. Tokár en C. Cattabriga, gemachtigden)

Verwerende partij: Slowaakse Republiek

Conclusies

vaststellen dat de Slowaakse Republiek, door het in het Unierecht omschreven recht op een effectieve voorziening in rechte te ontzeggen aan onderdanen van derde landen die geen gezinsleden van burgers van de Europese Unie zijn en wier visumaanvraag is afgewezen of van wie het visum is nietig verklaard of ingetrokken, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 19, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in samenhang met artikel 32, lid 3, artikel 34, lid 7, en artikel 35, lid 7, van verordening (EG) nr. 810/2009 (Visumcode) 1 ;

de Slowaakse Republiek verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de Commissie aan dat de in casu in geding zijnde juridische kwesties duidelijk zijn beslecht in het arrest van het Hof in zaak C-403/16, El Hassani, waarin het Hof heeft geoordeeld dat artikel 32, lid 3, van verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode, zoals gewijzigd bij verordening (EU) nr. 610/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 20132 , gelezen in het licht van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, aldus moet worden uitgelegd dat het de lidstaten verplicht te voorzien in een beroepsprocedure tegen beslissingen tot weigering van een visum, waarvan de modaliteiten, met inachtneming van het gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel, een zaak van de rechtsorde van elke lidstaat zijn. Die procedure moet in een bepaald stadium van de procedure een voorziening in rechte waarborgen.

De Commissie besluit daarom dat de argumenten die door de Slowaakse Republiek tijdens de precontentieuze procedure zijn aangevoerd, niet kunnen slagen en herhaalt haar standpunt, volgens hetwelk de Slowaakse Republiek haar in het inleidend verzoekschrift vermelde verplichtingen niet nakomt.

____________

1 Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) (PB 2009, L 243, blz. 1).

2 Verordening (EU) nr. 610/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) en van de Overeenkomst ter uitvoering van het Schengenakkoord, verordeningen (EG) nr. 1683/95 en (EG) nr. 539/2001 van de Raad en verordeningen (EG) nr. 767/2008 en (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB 2013, L 182, blz. 1).