Language of document : ECLI:EU:F:2013:167

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Eerste kamer)

5 november 2013

Zaak F‑14/12

Peter Schönberger

tegen

Rekenkamer van de Europese Unie

„Openbare dienst – Ambtenaren – Bevordering – Bevorderingsronde 2011 – Vermenigvuldigingsfactoren”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee Schönberger het Gerecht verzoekt om nietigverklaring van het besluit waarbij de Rekenkamer van de Europese Unie heeft geweigerd hem in het kader van bevorderingsronde 2011 te bevorderen.

Beslissing:      Het beroep wordt verworpen. Schönberger draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van de Rekenkamer van de Europese Unie.

Samenvatting

Ambtenaren – Bevordering – Ambten per rang en per functiegroep – Vermenigvuldigingsfactoren voor de gelijkwaardigheid van gemiddelde loopbanen – Rangen AD 12, AD 13 en AST 10 voor de periode van 1 mei 2004 tot en met 30 april 2011 – Toepassing op vijfjaarlijkse grondslag

(Ambtenarenstatuut, art. 6, punt 2; bijlagen I, punt B, en XIII, art. 9)

Artikel 9 van bijlage XIII bij het Statuut moet worden begrepen in het licht van de opzet van het bevorderingsstelsel, die erop is gericht aan elke instelling, op periodieke basis, een speelruimte te laten bij de toepassing van de vermenigvuldigingsfactoren, en tegelijkertijd de gelijkwaardigheid van de profielen van gemiddelde loopbanen in de oude en de nieuwe loopbaanstructuur te verzekeren.

Bovendien bevat artikel 9 van bijlage XIII bij het Statuut, dat weliswaar derogeert aan bijlage I, punt B, bij het Statuut, voor zover het – wat de rangen AD 13, AD 12 en AST 10 betreft, en voor de periode van 1 mei 2004 tot en met 30 april 2011 – voorziet in andere factoren dan die welke in die bijlage worden genoemd, desalniettemin geen enkele bepaling op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat eveneens dient te worden gederogeerd aan de in artikel 6, lid 2, van het Statuut neergelegde regel volgens welke de vermenigvuldigingsfactoren moeten worden toegepast op een vijfjaarlijkse basis.

(cf. punten 43 en 44)