Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Krajský súd Prešov (Slowakije) op 5 mei 2020 – Prima banka Slovensko/HD

(Zaak C-192/20)

Procestaal: Slowaaks

Verwijzende rechter

Krajský súd Prešov

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Prima banka Slovensko a.s.

Verwerende partij: HD

Prejudiciële vragen

Moet richtlijn 93/131 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, in het bijzonder artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1, ervan, gelezen in samenhang met de uitlegging ervan in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de gevoegde zaken C-96/16 en C-94/17, aldus worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen een regeling als de beschermende kaderbepaling van § 54, lid 1, van de Občiansky zákonník (burgerlijk wetboek, die eraan in de weg staat dat bij overeenkomst ten nadele van de consument wordt afgeweken van de wettelijke regeling, die, in het geval dat de consument in verzuim is bij de terugbetaling van een krediet, in de hiernavolgende rechten van de kredietgever voorziet:

het recht van de kredietgever op vertragingsrente, waarvan het bedrag wordt beperkt bij regeringsbesluit;

het recht van de kredietgever op overige sancties, die door de kredietgever aan de consument kunnen worden opgelegd maar die in combinatie met de vertragingsrente beperkt zijn tot de hoofdsom van het uitstaande krediet;

het recht van de kredietgever op schadevergoeding ingeval de door hem geleden schade hoger is dan de vertragingsrente, en wel in onbeperkte mate, in overeenstemming met de daadwerkelijk geleden schade?

Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: staat het hoge niveau van consumentenbescherming in de zin van artikel 38 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 4, lid 2, en artikel 169, lid 1, VWEU eraan in de weg dat de consument uit hoofde van de tekortkoming in de nakoming van zijn contractuele verplichtingen wordt verplicht tot betaling van forfaitaire kosten aan de kredietgever in plaats van het equivalent van de daadwerkelijk door de kredietgever geleden schade, ook al is de werkelijke schade lager dan de forfaitaire kosten?

____________

1 Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB 1993, L 95, blz. 29).