Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 30 januari 2020 door de Europese Commissie tegen het arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 20 november 2019 in zaak T-502/16, Stefano Missir Mamachi di Lusignano e.a. / Commissie

(Zaak C-54/20 P)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Rekwirante: Europese Commissie (vertegenwoordigers: B. Schima, T. S. Bohr, G. Gattinara, gemachtigden)

Andere partijen in de procedure: Stefano Missir Mamachi di Lusignano, als erfgenaam van Livio Missir Mamachi di Lusignano, Anne Jeanne Cécile Magdalena Maria Sintobin, als erfgename van Livio Missir Mamachi di Lusignano, Maria Letizia Missir Mamachi di Lusignano, als erfgename van Livio Missir Mamachi di Lusignano, Carlo Amedeo Missir Mamachi di Lusignano, Giustina Missir Mamachi di Lusignano, Tommaso Missir Mamachi di Lusignano, Filiberto Missir Mamachi di Lusignano

Conclusies

het bestreden arrest te vernietigen voor zover het Gerecht de Commissie heeft veroordeeld om de immateriële schade te vergoeden die Maria Letizia Missir en Stefano Missir hebben geleden ten gevolge van het overlijden van Alessandro Missir;

de zaak zelf af te doen en het beroep in eerste aanleg niet-ontvankelijk te verklaren;

Stefano Missir en Maria Letizia Missir te verwijzen in de kosten van de onderhavige procedure en in die van de procedure in eerste aanleg.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar hogere voorziening voert de Commissie twee middelen aan.

Het eerste middel bestaat uit twee onderdelen. Het eerste onderdeel is ontleend aan een onjuiste rechtsopvatting wat betreft de uitlegging van het begrip „in het Statuut bedoelde persoon” en is gericht tegen de punten 48 en 64 van het bestreden arrest. Met het tweede onderdeel wordt, subsidiair, aangevoerd dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de broer en de zus van een overleden ambtenaar op grond van het Statuut recht hebben op vergoeding van de immateriële schade; dit onderdeel is gericht tegen de punten 134 en 135 van het bestreden arrest.

Het tweede onderdeel is ontleend aan niet-nakoming van de motiveringsplicht, aangezien het Gerecht de Commissie heeft veroordeeld tot vergoeding van de immateriële schade die is geleden door de broer en de zus van een overleden ambtenaar en die het gevolg was van dat overlijden. Dit tweede middel is gericht tegen de punten 154 tot en met 168 en 171, 172 en 181 van het bestreden arrest.

____________