Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Consiglio di Stato (Italië) op 23 juli 2019 – Consorzio Italian Management, Catania Multiservizi SpA / Rete Ferroviaria Italiana SpA

(Zaak C-561/19)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Consiglio di Stato

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Consorzio Italian Management, Catania Multiservizi SpA

Verwerende partij: Rete Ferroviaria Italiana SpA

Prejudiciële vragen

Is de nationale rechter wiens beslissingen niet vatbaar zijn voor hoger beroep, op grond van artikel 267 VWEU in beginsel ook verplicht het Hof te verzoeken om een prejudiciële beslissing betreffende een vraag over de uitlegging van het Unierecht wanneer die vraag door een partij wordt gesteld nadat de zaak aanhangig is gemaakt of de terechtzittingen zijn begonnen, of nadat de zaak al een eerste keer in beraad is geweest of het Hof van Justitie van de Europese Unie al een eerste prejudiciële vraag is voorgelegd?

Zijn om de hierboven uiteengezette redenen de artikelen 115, 206 en 217 van wetsbesluit nr. 163/2006, zoals uitgelegd in het bestuursrecht, voor zover zij prijsherziening uitsluiten voor overeenkomsten betreffende de zogenoemde bijzondere sectoren – in het bijzonder bij opdrachten die een ander voorwerp hebben dan die welke zijn vermeld in richtlijn 2004/171 , maar met deze laatste functioneel verbonden zijn – verenigbaar met het Unierecht (met name met artikel 4, lid 2, artikel 9, artikel 101, lid 1, onder e), artikel 106, artikel 151 en in het bijzonder met het op 18 oktober 1961 te Turijn ondertekende Europees Sociaal Handvest en het Gemeenschapshandvest van de sociale grondrechten van de werkenden van 1989 die daarin zijn aangehaald, artikel 152, artikel 153 en artikel 156 VWEU; de artikelen 2 en 3 VEU; en artikel 28 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie)?

Zijn om de hierboven uiteengezette redenen de artikelen 115, 206 en 217 van wetsbesluit nr. 163/2006, zoals uitgelegd in het bestuursrecht, voor zover zij prijsherziening uitsluiten voor overeenkomsten betreffende de zogenoemde bijzondere sectoren – in het bijzonder bij opdrachten die een ander voorwerp hebben dan die welke zijn vermeld in richtlijn 2004/17, maar met deze laatste functioneel verbonden zijn – verenigbaar met het Unierecht (met name met artikel 28 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, het beginsel van gelijke behandeling dat is verankerd in de artikelen 26 en 34 VWEU, en het beginsel van vrijheid van ondernemerschap dat ook in artikel 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie wordt erkend)?

____________

1 Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (PB 2004, L 134, blz. 1).