Language of document : ECLI:EU:F:2014:179

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Tweede kamer)

3 juli 2014

Zaak F‑5/12 DEP

Slawomir Bogusz

tegen

Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (Frontex)

„Openbare dienst – Procedure – Begroting van kosten”

Betreft:      Verzoek om begroting van de invorderbare kosten uit hoofde van artikel 92, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering dat Bogusz bij het Gerecht heeft ingediend na het arrest van het Gerecht van 12 juni 2013, Bogusz/Frontex (F‑5/12, EU:F:2013:75; hierna: „arrest F‑5/12”).

Beslissing:      Het totaalbedrag van de in zaak F‑5/12, Bogusz/Frontex, invorderbare kosten die het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie aan Bogusz moet betalen, wordt vastgesteld op 2 547,50 EUR.

Samenvatting

1.      Gerechtelijke procedure – Kosten – Begroting – Invorderbare kosten – In aanmerking te nemen factoren – De door de partijen aan hun eigen advocaten verschuldigde honoraria – Bepaling van de honoraria die van de in de kosten verwezen partij kunnen worden teruggevorderd

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, art. 91, sub b)

2.      Gerechtelijke procedure – Kosten – Begroting – Invorderbare kosten – In aanmerking te nemen factoren – Kosten in verband met de procedure van begroting van kosten – Daaronder begrepen

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, art. 91, sub b)

1.      De Unierechter kan niet de door de partijen aan hun eigen advocaten verschuldigde honoraria vaststellen, maar wel bepalen tot welk bedrag die vergoedingen kunnen worden teruggevorderd van de partij die in de kosten is verwezen.

Wanneer de Unierechter beslist over een verzoek om begroting van kosten hoeft hij geen rekening te houden met een eventuele overeenkomst daarover tussen de betrokkene en zijn vertegenwoordigers of raadslieden. Zelfs al kan de overlegging van een betaalde factuur het bestaan aantonen van de kosten die de verzoeker heeft gemaakt om zich in de procedure voor het Gerecht voor ambtenarenzaken te laten vertegenwoordigen, dit neemt niet weg dat het bewijs van betaling van de kosten waarvan invordering wordt gevraagd geen voorwaarde is voor de begroting van de invorderbare kosten door het Gerecht.

Aangezien een tariefregeling in het recht van de Unie ontbreekt, moet de Unierechter de gegevens van de zaak vrijelijk beoordelen, daarbij rekening houdend met het voorwerp en de aard van het geding, het belang ervan vanuit het oogpunt van het Unierecht, de moeilijkheid van de zaak, de hoeveelheid werk die de gemachtigden of de raadslieden aan de contentieuze procedure kunnen hebben gehad en het economisch belang van het geding voor de partijen. Op grond van zijn beoordelingsvrijheid kan de Unierechter de invorderbare kosten op een lager bedrag vaststellen dan het bedrag dat de partij die de last ervan moet dragen bereid zou zijn geweest aan de wederpartij te betalen.

(cf. punten 30, 33 en 35)

Referentie:

Hof: beschikkingen Leeuwarder Papierwarenfabriek/Commissie, 318/82‑DEPE, EU:C:1985:468, punt 2; Comunidad autónoma de La Rioja/Diputación Foral de Vizcaya e.a., C‑465/09 P‑DEP, EU:C:2013:112, punten 26 en 27, en Kronofrance/Duitsland e.a., C‑75/05 P‑DEP, EU:C:2013:458, punt 30

Gerecht voor ambtenarenzaken: beschikkingen X/Parlement, F‑14/08 DEP, EU:F:2009:149, punt 23 en aldaar aangehaalde rechtspraak, en Cuallado Martorell/Commissie, F‑96/09 DEP, EU:F:2013:186, punt 28

2.      Zelfs al behoeft er formeel niet uitzonderlijk uitspraak te worden gedaan over de kosten en honoraria die voor de procedure inzake de begroting van kosten zijn gemaakt, wanneer de Unierechter de invorderbare kosten vaststelt moet hij nochtans rekening houden met alle omstandigheden van de zaak tot het moment waarop de beschikking houdende begroting van kosten wordt gegeven.

Een verzoek om begroting van kosten is een standaardverzoek en onderscheidt zich in beginsel door het ontbreken van elke moeilijkheid voor de advocaat die de zaak ten gronde reeds heeft behandeld.

(cf. punten 45 en 47)

Referentie:

Hof: beschikkingen France Télévisions/TF1, C‑451/10 P‑DEP, EU:C:2012:323, punt 32, en OCVV/Schräder, C‑38/09 P‑DEP, EU:C:2013:679, punt 42

Gerecht voor ambtenarenzaken: beschikking Schönberger/Parlement, F‑7/08 DEP, EU:F:2010:32, punten 46 en 47