Language of document : ECLI:EU:F:2014:78

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Derde kamer)

8 mei 2014

Zaak F‑50/13

A

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst – Sociale zekerheid – Ongeval of beroepsziekte – Artikel 73 van het Statuut – Blijvende gedeeltelijke invaliditeit – Verzoek om schadevergoeding – Kennelijke niet-ontvankelijkheid”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee A vraagt om, kort samengevat, veroordeling van de Europese Commissie tot vergoeding van de materiële en de immateriële schade die hij als gevolg van zijn beroepsziekte heeft geleden.

Beslissing:      Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Elke partij zal haar eigen kosten dragen.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Sociale zekerheid – Verzekering tegen ongevallen en beroepsziekten – Forfaitaire vergoeding krachtens de statutaire regeling – Verzoek om aanvullende vergoeding ingediend vóór de beëindiging van de procedure krachtens artikel 73 van het Statuut – Niet-ontvankelijkheid

(Ambtenarenstatuut, art. 73)

2.      Gerechtelijke procedure – Kosten – Verwijzing – Inaanmerkingneming van billijkheidsvereisten

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, art. 87, lid 2)

1.      De ambtenaar die een beroepsziekte heeft kan slechts naar gemeen recht een aanvullende schadevergoeding vorderen indien hij volgens de statutaire regeling van artikel 73 van het Statuut geen passende schadevergoeding kan krijgen. Derhalve is zijn vordering tot vergoeding van de materiële en immateriële schade die hem is berokkend door een beroepsziekte in beginsel niet-ontvankelijk zolang de uit hoofde van artikel 73 van het Statuut ingeleide procedure niet is beëindigd.

(cf. punt 32)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 15 december 1999, Latino/Commissie, T‑300/97, punt 94

Gerecht voor ambtenarenzaken: 13 januari 2010, A en G/Commissie, F‑124/05 en F‑96/06, punten 151 en 152

2.      Krachtens artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering kan het Gerecht voor ambtenarenzaken, wanneer de billijkheid dit vergt, beslissen dat een in het ongelijk gestelde partij slechts ten dele in de kosten wordt verwezen of zelfs niet in de kosten dient te worden verwezen.

In een situatie waarin de in een arrest houdende nietigverklaring bestrafte onrechtmatigheid van de administratie heeft geleid tot de niet-ontvankelijkheid van de schadevorderingen, die om procedurele redenen niet konden worden ingediend in het kader van het beroep dat tot dat arrest houdende nietigverklaring heeft geleid, rechtvaardigen de omstandigheden van het geval dat elke partij haar eigen kosten draagt.

(cf. punten 39 en 40)