Language of document : ECLI:EU:F:2013:168

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Eerste kamer)

5 november 2013

Zaak F‑104/11

Gábor Bartha

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst – Algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AD/56/06 – Heropening van het vergelijkend onderzoek – Maatregelen ter uitvoering van arrest F‑50/08”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee Bartha primair verzoekt om nietigverklaring van het besluit van de jury van algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AD/56/06, waarbij hem werd meegedeeld dat hij niet was geslaagd voor de ter uitvoering van een arrest van het Gerecht georganiseerde nieuwe examens van het vergelijkend onderzoek.

Beslissing:      Het beroep wordt verworpen. Bartha draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van de Europese Commissie.

Samenvatting

1.      Beroepen van ambtenaren – Bezwarend besluit – Begrip – Besluit van de administratie tot heropening van een procedure van een vergelijkend onderzoek die de kandidaat niet verplicht zich te onderwerpen aan nieuwe examens – Daarvan uitgesloten

(Ambtenarenstatuut, art. 90, lid 2, en 91, lid 1)

2.      Beroepen van ambtenaren – Arrest houdende nietigverklaring – Gevolgen – Verplichting om maatregelen ter uitvoering vast te stellen – Nietigverklaring van het besluit van een jury om een kandidaat niet op de reservelijst te plaatsen – Heropening van het vergelijkend onderzoek ten aanzien van één enkele kandidaat – Passende wijze van uitvoering

(Art. 266 VWEU; Ambtenarenstatuut, art. 28, sub d)

1.      Een als maatregel ter uitvoering van een arrest houdende nietigverklaring genomen besluit van de administratie dat zich beperkt tot de mededeling aan de betrokken kandidaat van het besluit om ten aanzien van hem de procedure van het vergelijkend onderzoek te heropenen en voor het vergelijkend onderzoek een jury te vormen die is samengesteld overeenkomstig de in dat arrest genoemde beginselen, dat de kandidaat niet verplicht zich te onderwerpen aan de nieuwe examens, kan niet worden geacht rechtsgevolgen in het leven te roepen welke zijn belangen rechtstreeks en onmiddellijk kunnen aantasten doordat zij zijn rechtspositie aanmerkelijk wijzigen, en vormt dus geen bezwarend besluit.

(cf. punten 32 en 33)

2.      In geval van nietigverklaring van een besluit van een jury van een vergelijkend onderzoek om een kandidaat niet op een reservelijst te plaatsen, wordt het arrest houdende nietigverklaring geacht correct te zijn uitgevoerd indien er een redelijke oplossing is gevonden.

De rechten van een onrechtmatig uitgesloten kandidaat worden in het geval waarin bij een vergelijkend onderzoek voor de vorming van een aanwervingsreserve de tests ongeldig zijn, adequaat beschermd wanneer het tot aanstelling bevoegd gezag dit vergelijkend onderzoek ten aanzien van deze kandidaat heropent.

Heropening van de procedure van het vergelijkend onderzoek kan het in het nietigverklaringsarrest vastgestelde gebrek weliswaar niet volledig herstellen, noch garanderen dat het beginsel van gelijke behandeling volledig wordt geëerbiedigd, doch het kan een passende uitvoering vormen van dat arrest, aangezien het de enige oplossing is die de kandidaat die onrechtmatig is uitgesloten, in het kader van een vergelijkend onderzoek, een nieuwe kans kan bieden om te worden aangesteld als ambtenaar. Uit artikel 28, sub d, van het Statuut volgt immers dat met name iemand die niet met bevredigende resultaten heeft deelgenomen aan een vergelijkend onderzoek, niet kan worden aangesteld als ambtenaar.

(cf. punten 36, 37, 39, 42 en 43)

Referentie:

Hof: 14 juli 1983, Detti/Hof van Justitie, 144/82, punt 33; 6 juli 1993, Commissie/Albani e.a., C‑242/90 P, punt 13

Gerecht van eerste aanleg: 25 mei 2000, Elkaïm en Mazuel/Commissie, T‑173/99, punt 23

Gerecht voor ambtenarenzaken: 13 december 2012, Honnefelder/Commissie, F‑42/11, punt 49