Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Conseil d'État (Frankrijk) op 14 december 2018 – GAEC Jeanningros / Institut national de l’origine et de la qualité (INAO), Ministre de l'Agriculture et de l'Alimentation, Ministre de l'Économie et des Finances

(Zaak C-785/18)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Conseil d'État

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: GAEC Jeanningros

Verwerende partijen: Institut national de l’origine et de la qualité (INAO), Ministre de l'Agriculture et de l'Alimentation, Ministre de l'Économie et des Finances

Andere partij: Comité interprofessionnel de gestion du Comté

Prejudiciële vraag

Dienen artikel 53 van verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen1 , artikel 6 van gedelegeerde verordening (EU) nr. 664/201[4] van de Commissie van 18 december 2013 tot aanvulling van verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de vaststelling van de symbolen van de Unie voor beschermde oorsprongsbenamingen, beschermde geografische aanduidingen en gegarandeerde traditionele specialiteiten en betreffende bepaalde voorschriften inzake het betrekken, bepaalde procedurebepalingen en bepaalde aanvullende overgangsregels2 , en artikel 10 van uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad3 , in samenhang met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, aldus te worden uitgelegd dat, in het specifieke geval dat de Europese Commissie de aanvraag van de nationale autoriteiten van een lidstaat tot wijziging van het productdossier van een benaming en tot registratie van de gecontroleerde oorsprongsbenaming heeft toegewezen hoewel die aanvraag nog het voorwerp uitmaakt van een beroep voor de nationale rechterlijke instanties van die lidstaat, deze instanties kunnen beslissen dat er geen reden meer is om uitspraak te doen over het voor hen aanhangige geschil, dan wel of zij, gelet op de gevolgen van een eventuele nietigverklaring van de bestreden handeling voor de geldigheid van de registratie door de Europese Commissie, zich dienen uit te spreken over de wettigheid van die handeling van de nationale autoriteiten?

____________

1     PB L 343, blz. 1.

2     Gedelegeerde verordening [nr. 664/2014] van de Commissie van 18 december 2013 tot aanvulling van verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de vaststelling van de symbolen van de Unie voor beschermde oorsprongsbenamingen, beschermde geografische aanduidingen en gegarandeerde traditionele specialiteiten en betreffende bepaalde voorschriften inzake het betrekken, bepaalde procedurebepalingen en bepaalde aanvullende overgangsregels (PB L 179 van 19.6.2014, blz. 17).

3     Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 179, blz. 36).