Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landgericht Ravensburg (Duitsland) op 23 januari 2020 – UK / Volkswagen Bank GmbH

(Zaak C-33/20)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Landgericht Ravensburg

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: UK

Verwerende partij: Volkswagen Bank GmbH

Prejudiciële vragen

Moet artikel 10, lid 2, onder l), van richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van richtlijn 87/102/EEG van de Raad1 aldus worden uitgelegd dat in de kredietovereenkomst

a)    de bij het sluiten ervan geldende vertragingsrentevoet in absolute cijfers moet worden meegedeeld, althans op zijn minst de geldende referentierentevoet (in dit geval de basisrente volgens § 247 BGB) aan de hand waarvan de geldende vertragingsrentevoet kan worden vastgesteld door een opslag (in casu van vijf procentpunten overeenkomstig § 288, lid 1, tweede volzin, BGB)?

b)    concrete informatie moet worden gegeven over het mechanisme voor de aanpassing van de vertragingsrentevoet, althans op zijn minst moet worden verwezen naar de nationale bepalingen waaruit de aanpassing van de vertragingsrentevoet kan worden afgeleid (§§ 247, 288, lid 1, tweede volzin, BGB)?

Moet artikel 10, lid 2, onder r), van richtlijn 2008/48/EG aldus worden uitgelegd dat de kredietovereenkomst een concrete, voor de consument begrijpelijke methode voor de vaststelling van de aflossingsboete moet bevatten, zodat de consument het bedrag van de aflossingsboete op zijn minst bij benadering kan berekenen?

Moet artikel 10, lid 2, onder s), van richtlijn 2008/48/EG aldus worden uitgelegd dat in de kredietovereenkomst

a)    ook de in het nationale recht geregelde rechten van beëindiging van de partijen bij de kredietovereenkomst, in het bijzonder ook het recht van de kredietnemer tot beëindiging wegens gewichtige redenen als bedoeld in § 314 BGB in het geval van kredietovereenkomsten van bepaalde duur, moeten worden vermeld?

b)    bij alle rechten van beëindiging van de partijen bij de kredietovereenkomst moet worden gewezen op de respectieve vorm- en termijnvereisten van de beëindigingsverklaring bij de uitoefening van het recht van beëindiging?

____________

1 PB 2008, L 133, blz. 66.