Language of document :

Beroep ingesteld op 12 januari 2007 - Matos Martins / Commissie

(Zaak F-2/07)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: José Carlos Matos Martins (Brussel, België) (vertegenwoordiger: M.-A. Lucas, advocaat)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

nietigverklaring van het besluit van het Europees Bureau voor personeelsselectie (EPSO) van 27 februari 2006 houdende vaststelling van verzoekers resultaten bij de voorselectietests van arbeidscontractanten UE 25;

nietigverklaring van het besluit van het EPSO en/of het Selectiecomité om verzoeker niet op te nemen in de databank van kandidaten die geslaagd zijn voor de voorselectietests;

nietigverklaring van het vervolg van de selectiehandelingen;

verwijzing van de verwerende partij in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van zijn beroep voert verzoeker twee middelen aan.

In het kader van het eerste onderdeel van zijn eerste middel stelt hij dat de moeilijkheidsgraad en het vereiste aantal punten voor de voorselectietests, en in het bijzonder de moeilijkheidsgraad van de numerieke test voor kandidaten van de functiegroep IV, zijn vastgesteld op basis van het aantal kandidaten, en wel zo dat zij tot een vooraf vastgesteld aantal geslaagden moeten leiden, terwijl zij uitsluitend zouden moeten worden vastgesteld op basis van de functie-eisen van de ter vervullen ambten.

In het kader van het tweede onderdeel van dit middel stelt hij dat de inhoud van de voorselectietests voor elke functiegroep is vastgesteld door middel van een willekeurige keuze uit vragen van verschillend niveau, terwijl de inhoud van de examens voor alle kandidaten van eenzelfde functiegroep gelijk had moeten zijn of althans had moeten worden vastgesteld door middel van een willekeurige keuze uit vragen van hetzelfde niveau.

Het tweede middel is ontleend aan schending van het transparantievereiste, de motiveringplicht van bezwarende besluiten, de regel van de toegang van het publiek tot de documenten van de Commissie en het beginsel van bescherming van gewettigd vertrouwen. Verzoeker heeft geen inzage gehad in de hem gestelde vragen en de redenen die het EPSO heeft aangevoerd ter rechtvaardiging van die weigering om inlichtingen te verstrekken, zijn kennelijk feitelijk onjuist en rechtens ontoelaatbaar. Meer bepaald is bijlage III bij het Statuut, waarin het geheim van de werkzaamheden van de jury is opgenomen, in casu niet van toepassing en is de inzage in de vragen onvermijdelijk geworden, gelet op de twijfels en voorbehouden die het EPSO zelf en het paritair selectiecomité over de geldigheid van het examen hebben geuit.

____________