Language of document :

Beroep ingesteld op 23 oktober 2019 – Europese Commissie / Koninkrijk Spanje

(Zaak C-788/19)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: N. Gossement en C. Perrin, gemachtigden)

Verwerende partij: Koninkrijk Spanje

Conclusies

Vaststellen dat het Koninkrijk Spanje:

door aan de niet-nakoming van de verplichting om informatie te verstrekken over goederen en rechten in het buitenland of aan de laattijdige indiening van „model 720” gevolgen te verbinden die de kwalificatie van deze activa als ongerechtvaardigde vermogenswinst met zich meebrengen en die niet verjaren;

door bij niet-nakoming van de informatieplicht met betrekking tot de goederen en rechten in het buitenland en laattijdige indiening van „model 720” automatisch een vaste geldboete op te leggen van 150 %;

door bij niet-nakoming van de informatieplicht met betrekking tot de goederen en rechten in het buitenland en laattijdige indiening van „model 720”vaste geldboeten op te leggen, waarvan het bedrag hoger is dan dat van de sancties waarin de algemene regeling voor soortgelijke inbreuken voorziet;

de verplichtingen niet is nagekomen die op hem rusten krachtens de artikelen 21, 45, 56 en 63 VWEU en de artikelen 28, 31, 36 en 40 van de EER-Overeenkomst.

Het Koninkrijk Spanje verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De Spaanse belastingwetgeving verplicht personen die fiscaal ingezetenen van Spanje zijn om bepaalde activa en rechten die zich in het buitenland bevinden, aan te geven door middel van een belastingaangifteformulier („Model 720”). In geval van niet- of onjuiste nakoming van deze verplichting wordt een specifieke sanctieregeling toegepast.

De Commissie is tot de conclusie gekomen dat de sancties, die bestaan in de kwalificatie van de activa als vermogenswinst, in de niet-toepassing van de normale verjaringsregels en in de oplegging van vaste geldboeten, een beperking van de fundamentele vrijheden van het VWEU en de EER vormen. Hoewel deze maatregelen in beginsel geschikt kunnen zijn om de nagestreefde doelstellingen, namelijk het voorkomen en bestrijden van belastingontwijking en belastingfraude, te verwezenlijken, zijn ze onevenredig.

____________