Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Grondwettelijk Hof (België) op 31 oktober 2019 – Ligue des droits humains / Conseil des ministres

(Zaak C-817/19)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Grondwettelijk Hof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Ligue des droits humains

Verwerende partij: Conseil des ministres

Prejudiciële vragen

Dient artikel 23 van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 „betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG” (Algemene verordening gegevens – AVG)1 , in samenhang gelezen met artikel 2, lid 2, d), van die verordening, in die zin te worden geïnterpreteerd dat het van toepassing is op een nationale wetgeving zoals de wet van 25 december 2016 „betreffende de verwerking van passagiersgegevens”, die niet enkel de richtlijn (EU) 2016/681 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 „over het gebruik van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit” omzet2 , alsook de richtlijn 2004/82/EG van de Raad van 29 april 2004 „betreffende de verplichting voor vervoerders om passagiersgegevens door te geven”3 en de richtlijn 2010/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 „betreffende meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen in en/of vertrekken uit havens van de lidstaten en tot intrekking van Richtlijn 2002/6/EG”4 ?

Is bijlage I van de richtlijn (EU) 2016/681 bestaanbaar met de artikelen 7, 8 en 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in die zin dat de erin opgesomde gegevens zeer ruim zijn - onder meer de gegevens die worden beoogd in punt 18 van bijlage I van de richtlijn (EU) 2016/681, die verder gaan dan de gegevens beoogd in artikel 3, lid 2, van de richtlijn 2004/82/EG - en doordat die gegevens, in hun geheel beschouwd, gevoelige gegevens zouden kunnen onthullen, en aldus de grenzen van het „strikt noodzakelijke” zou kunnen overschrijden?

Zijn de punten 12 en 18 van bijlage I bij de richtlijn (EU) 2016/681 bestaanbaar met de artikelen 7, 8 en 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in zoverre, rekening houdend met de bewoordingen „onder meer” en „met inbegrip van”, de erin beoogde gegevens bij wijze van voorbeeld en niet exhaustief worden vermeld, zodat de vereiste van nauwkeurigheid en duidelijkheid van de regels die leiden tot een inmenging in het recht op eerbiediging van het privéleven en in het recht op bescherming van de persoonsgegevens niet in acht zou zijn genomen?

Zijn artikel 3, punt 4, van de richtlijn 2016/681/EU en bijlage I bij dezelfde richtlijn bestaanbaar met de artikelen 7, 8 en 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in zoverre het systeem van het algemeen verzamelen, doorgeven en verwerken van passagiersgegevens dat die bepalingen instellen, iedere persoon beoogt die het desbetreffende vervoersmiddel gebruikt, los van elk objectief element dat het mogelijk maakt ervan uit te gaan dat die persoon een risico voor de openbare veiligheid kan vormen?

Dient artikel 6 van de richtlijn (EU) 2016/681, in samenhang gelezen met de artikelen 7, 8 en 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, aldus te worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale wetgeving zoals de bestreden wet, die, als doel van de „PNR-gegevensverwerking”, het toezien op door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten beoogde activiteiten aanvaardt, waarbij het dat doel aldus opneemt in het voorkomen, het opsporen, het onderzoeken en het vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit?

Is artikel 6 van de richtlijn (EU) 2016/681 bestaanbaar met de artikelen 7, 8 en 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in zoverre de voorafgaande beoordeling die daarin wordt geregeld, door een correlatie met de gegevensbanken en de vooraf bepaalde criteria, stelselmatig en op algemene wijze van toepassing is op de passagiersgegevens, los van elk objectief element dat toelaat ervan uit te gaan dat die passagiers een risico kunnen vormen voor de openbare veiligheid?

Kan het begrip „andere bevoegde nationale instantie” bepaald in artikel 12, lid 3, van de richtlijn (EU) 2016/681 zo worden geïnterpreteerd dat het de PIE beoogt die bij de wet van 25 december 2016 is opgericht en die derhalve de toegang tot de „PNR-gegevens”, na een termijn van zes maanden, in het kader van de gerichte opzoekingen zou kunnen toestaan?

Dient artikel 12 van de richtlijn (EU) 2016/681, in samenhang gelezen met de artikelen 7, 8 en 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, zo te worden geïnterpreteerd dat het zich verzet tegen een nationale wetgeving zoals de bestreden wet die voorziet in een algemene bewaartermijn van de gegevens van vijf jaar, zonder onderscheid of de betrokken passagiers, in het kader van de voorafgaande beoordeling, al dan niet een risico kunnen vormen voor de openbare veiligheid?

a) Is de richtlijn 2004/82/EG bestaanbaar met artikel 3, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en met artikel 45 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in zoverre de daarbij ingevoerde verplichtingen van toepassing zijn op de vluchten binnen de Europese Unie?

b) Dient de richtlijn 2004/82/EG, in samenhang gelezen met artikel 3, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en met artikel 45 van het Verdrag betreffende de grondrechten van de Europese Unie, zo te worden geïnterpreteerd dat zij zich verzet tegen een nationale wetgeving zoals de bestreden wet die, met het oog op de strijd tegen illegale immigratie en het verbeteren van de grenscontroles, een systeem toestaat voor de verzameling en verwerking van de passagiersgegevens „van, naar en op doorreis over het nationaal grondgebied”, hetgeen indirect een herinvoering van de controles aan de binnengrenzen zou kunnen impliceren?

Zou het Grondwettelijk Hof, indien het op grond van de antwoorden op de hiervoor weergegeven prejudiciële vragen, tot de conclusie zou komen dat de bestreden wet, die met name de richtlijn (EU) 2016/681 omzet, één of meer van de uit de in die vragen vermelde bepalingen voortvloeiende verplichtingen schendt, de gevolgen van de wet van 25 december 2016 „betreffende de verwerking van passagiersgegevens” tijdelijk kunnen handhaven teneinde rechtsonzekerheid te voorkomen en het mogelijk te maken dat de voorheen verzamelde en bewaarde gegevens alsnog kunnen worden gebruikt voor de door de wet beoogde doelstellingen?

____________

1 PB 2016, L 119, blz. 1.

2 PB 2016, L 119, blz. 132.

3 PB 2004, L 261, blz. 24.

4 PB 2010, L 283, blz. 1.