Language of document :

Beroep ingesteld op 31 augustus 2006 - Simon / Hof van Justitie en Commissie

(Zaak F-100/06)

Procestaal: Hongaars

Partijen

Verzoekende partij: Balázs Simon (Brussel, België) (vertegenwoordiger: György Magyar, advocaat)

Verwerende partijen: Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

nietigverklaring van: i) het besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag (TABG) van het Hof van Justitie van 23 februari 2006; ii) het besluit van het TABG van de Commissie van 3 maart 2006; iii) het besluit van het TABG van de Commissie van 30 mei 2006, iv) het besluit van het TABG van het Hof van Justitie van 27 juni 2006, voor zover die besluiten verzoeker de rechten ontnemen die hij ontleent aan zijn aanstelling als ambtenaar op proef van 16 juli 2004, en dus aan zijn anciënniteit en rang, alsmede de rechten die hij ontleent aan zijn aanstelling in vaste dienst op 16 april 2005, dat wil zeggen aan zijn definitieve aanstelling;

verwijzing van de verwerende partijen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Na instelling van beroep in zaak F-58/061 betwist verzoeker thans, enerzijds, de besluiten van het Hof van Justitie om het in zijn memorandum van 28 oktober 2005 aangeboden ontslag te aanvaarden en, anderzijds, de besluiten van de Commissie om hem in de rang A*5 in te delen.

Tot staving van zijn beroep voert hij twee middelen aan, ontleend aan, in de eerste plaats, schending van het beginsel dat het verboden is om afstand te doen van door het Statuut gewaarborgde rechten en schending van verkregen rechten en, in de tweede plaats, misbruik van bevoegdheid en inbreuk op verkregen rechten.

In het kader van het eerste middel stelt verzoeker onder meer dat hij met zijn memorandum van 28 oktober 2005 niet de bedoeling had om het ambtenarencorps te verlaten, maar uitsluitend om van standplaats en functie te veranderen. Hij heeft daarom niet zijn verkregen rechten verloren.

In het kader van zijn tweede middel stelt hij onder meer dat zelfs indien wordt aangenomen dat hij met zijn memorandum afstand had gedaan van zijn ambtenarenstatus, die afstand onwettig is omdat de verwerende partijen hiervan een feitelijke voorwaarde zouden hebben gemaakt om hem van de ene naar de andere instelling te kunnen overplaatsen. Voorts stelt verzoeker dat, voor zover hij door het Hof van Justitie als ambtenaar van de rang A*7 was aangesteld, hij voldeed aan de voorwaarden om in die rang te worden ingedeeld, zodat zijn indeling door de Commissie in de rang A*5 een misbruik van bevoegdheid oplevert waardoor hem zijn verkregen rechten worden ontnomen.

____________

1 - PB C 190 van 12.8.2006, blz. 35.