Language of document :

Beroep ingesteld op 23 februari 2007 - Pouzol / Rekenkamer

(Zaak F-17/07)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Michel Pouzol (Chemin des Peyridisses, Frankrijk) (vertegenwoordigers: D. Grisay, I. Andoulsi en D. Piccininno, advocaten)

Verwerende partij: Europese Rekenkamer

Conclusies

nietig te verklaren het besluit van de Rekenkamer van 23 november 2006 en het besluit van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 18 mei 2006;

verzoeker nog eens 6 jaar, 10 maanden en 1 dag aan extra pensioenjaren toe te kennen, dat wil zeggen in totaal 10 jaar, 3 dagen en 24 dagen aan extra pensioenjaren;

de Rekenkamer te veroordelen tot omzetting van die extra pensioenjaren in een aanvullend pensioen voor verzoeker van 1 232,32 EUR per maand;

de Rekenkamer te veroordelen tot vergoeding van verzoekers financiële schade, die op de dag van indiening van dit verzoekschrift op een bedrag van 17 252,48 EUR wordt geraamd (dat wil zeggen een inkomstenverlies van 1 232, 32 EUR per maand, vanaf verzoekers pensionering op 1 januari 2006 tot 1 maart 2007);

de Rekenkamer te veroordelen tot vergoeding van verzoekers immateriële schade gedurende meer dan 13 jaar, waarbij het bedrag van de vergoeding later door middel van een minnelijke regeling tussen partijen moet worden vastgesteld;

de Rekenkamer te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeker, voormalig ambtenaar van de Rekenkamer en thans gepensioneerd, komt onder meer op tegen de berekening van de overschrijving van zijn in Frankrijk verworven pensioenrechten naar het communautaire stelsel, daar die berekening geen rekening houdt met de rechten die zijn verworven bij de Association des régimes de retraites complémentaires (ARRCO) en de Association générale des institutions de retraite des cadres (AGIRC).

Tot staving van zijn beroep voert hij vier middelen aan, respectievelijk ontleend aan: i) schending van een aantal bepalingen van het Ambtenarenstatuut en van bijlage VIII bij het Statuut (met name de artikelen 11, lid 2, en 26 van die bijlage); ii) schending van de zorgplicht en van de in artikel 24 van het Ambtenarenstatuut genoemde bijstandsplicht; iii) schending van de beginselen van gelijke behandeling en non-discriminatie; iv) schending van het beginsel van bescherming van gewettigd vertrouwen.

____________