Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Corte costituzionale (Italië) op 30 juli 2020 – O.D., R.I.H.V., B.O., F.G., M.K.F.B., E.S., N.P., S.E.A./Istituto nazionale della previdenza sociale (INPS)

(Zaak C-350/20)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Corte costituzionale

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: O.D., R.I.H.V., B.O., F.G., M.K.F.B., E.S., N.P., S.E.A.

Verwerende partij: Istituto nazionale della previdenza sociale (INPS)

Prejudiciële vraag

Moet artikel 34 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dat op 7 december 2000 te Nice is afgekondigd en op 12 december 2007 te Straatsburg is aangepast, aldus worden uitgelegd dat de geboortetoelage en de moederschapstoelage, op grond van artikel 3, lid 1, onder b) en j), van verordening (EG) nr. 883/20041 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, genoemd in artikel 12, lid 1, onder e), van richtlijn 2011/98/EU2 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning, binnen de werkingssfeer ervan vallen, en moet het recht van de Unie derhalve aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling die de bovengenoemde prestaties wel toekent aan vreemdelingen die houder zijn van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen maar niet aan vreemdelingen die houder zijn van de in die richtlijn bedoelde gecombineerde vergunning?

____________

1 PB 2004, L 166, blz. 1.

2 Richtlijn 2011/98/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om te verblijven en te werken op het grondgebied van een lidstaat, alsmede inzake een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven (PB 2011, L 343, blz. 1.)