Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesverwaltungsgericht (Duitsland) op 31 mei 2019 – Norbert Häring / Hessischer Rundfunk

(Zaak C-423/19)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesverwaltungsgericht

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Norbert Häring

Verwerende partij: Hessischer Rundfunk

Prejudiciële vragen

Verzet de exclusieve bevoegdheid die de Europese Unie krachtens artikel 2, lid 1, juncto artikel 3, lid 1, onder c), VWEU heeft op het gebied van het monetair beleid voor de lidstaten die de euro als munt hebben, zich tegen een handeling van een van deze lidstaten die voorziet in een verplichting van publieke instanties van de lidstaat om bij de nakoming van een van overheidswege opgelegde verplichting tot betaling van een geldsom eurobankbiljetten te aanvaarden?

Behelst de hoedanigheid van de in euro luidende bankbiljetten als wettig betaalmiddel zoals vastgelegd in artikel 128, lid 1, derde zin, VWEU, artikel 16, eerste alinea, derde zin, van het Protocol (nr. 4) betreffende de Statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank, alsmede artikel 10, tweede zin, van verordening (EG) nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de invoering van de euro1 , een verbod voor publieke instanties van een lidstaat om de nakoming van een van overheidswege opgelegde verplichting tot betaling van een geldsom door middel van dergelijke bankbiljetten te weigeren, of laat het Unierecht ruimte voor regelingen die voor bepaalde van overheidswege opgelegde betalingsverplichtingen een betaling met eurobankbiljetten uitsluiten?

Voor het geval dat de eerste vraag bevestigend en de tweede vraag ontkennend wordt beantwoord:

Kan een op het gebied van de exclusieve bevoegdheid van de Unie voor het monetaire beleid vastgestelde handeling van een lidstaat die de euro als munt heeft, worden toegepast voor zover en zolang de Unie geen gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid?

____________

1 PB 1998, L 139, blz. 1.