Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Ustavno sodišče Republike Slovenije (Slovenië) op 13 november 2023– AEON NEPREMIČNINE e.a., STAN nepremičnine d.o.o. en Državni svet Republike Slovenije / Državni zbor Republike Slovenije

(Zaak C-674/23, AEON NEPREMIČNINE e.a.)

Procestaal: Sloveens

Verwijzende rechter

Ustavno sodišče Republike Slovenije

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: AEON NEPREMIČNINE, d.o.o. e.a., STAN nepremičnine d.o.o. en Državni svet Republike Slovenije

Andere partij in de procedure: Državni zbor Republike Slovenije

Prejudiciële vragen

Moeten de artikelen 7, 16 en 38 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, gelezen in samenhang met artikel 15 van richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt1 , aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een wettelijke regeling van een lidstaat van de Europese Unie op grond waarvan de maximumvergoeding die is toegestaan voor makelaardij in onroerend goed in het kader van de aankoop of verkoop van dat onroerend goed niet meer dan 4 % van de contractprijs mag bedragen, wanneer het gaat om bemiddeling bij de aan- of verkoop van een eengezinswoning, een appartement of een wooneenheid met een natuurlijke persoon als koper?

Moeten de artikelen 7, 16 en 38 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, gelezen in samenhang met artikel 15 van richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt, aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een wettelijke regeling van een lidstaat van de Europese Unie op grond waarvan de maximumvergoeding die is toegestaan voor bemiddeling in het kader van een huurcontract van dat onroerend goed niet meer mag bedragen dan 4 % van het bedrag dat wordt verkregen door de maandelijkse huurprijs te vermenigvuldigen met het aantal maanden waarvoor het onroerend goed ter beschikking wordt gesteld, en hoe dan ook niet hoger mag zijn dan de prijs voor één maand huur, wanneer het gaat om bemiddeling bij de huur van een eengezinswoning, een appartement of een wooneenheid met een natuurlijke persoon als huurder?

____________

1     PB 2006, L 376, blz. 36.