Language of document :

Beroep ingesteld op 2 oktober 2018 – Commissie/Polen

(Zaak C-619/18)

Procestaal: Pools

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: K. Banks, H. Krämer, S. Kaleda, gemachtigden)

Verwerende partij: Republiek Polen

Conclusies

vaststelling dat de Republiek Polen, door de pensioenleeftijd van de rechters van de Sąd Najwyższy te verlagen en deze verlaagde pensioenleeftijd toe te passen op de rechters die voor 3 april 2018 waren benoemd, en door de president van de Republiek Polen de discretionaire bevoegdheid te verlenen om de ambtstermijn van de rechters van de Sąd Najwyższy te verlengen, de verplichtingen niet is nagekomen die krachtens artikel 19, lid 1, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie in samenhang met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie op haar rusten;

verwijzing van de Republiek Polen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ten eerste stelt de Commissie dat de bepalingen van de ustawa o Sądzie Najwyższym (wet op de Sąd Najwyższy) van 8 december 2017, waarbij de pensioenleeftijd is verlaagd van de zittende rechters die voor de dag van inwerkingtreding van deze wet (3 april 2018) in de Sąd Najwyższy waren benoemd, een schending vormen van het beginsel dat rechters niet uit hun ambt kunnen worden ontzet.

Ten tweede stelt de Commissie dat de bepalingen van de wet op de Sąd Najwyższy waarbij de president van de Republiek Polen de discretionaire bevoegdheid is verleend om de ambtstermijn van de rechters van de Sąd Najwyższy te verlengen, een schending vormen van het beginsel van de onafhankelijkheid van rechters.

____________