Language of document : ECLI:EU:F:2009:150

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Eerste kamer)

10 november 2009

Zaak F‑71/08

N

tegen

Europees Parlement

„Openbare dienst – Ambtenaren – Beoordeling – Beoordelingsrapport – Vaststelling van doelstellingen – Kennelijk onjuiste beoordeling – Ontvankelijkheid – Geen bezwarende maatregel”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 236 EG en artikel 152 EA, waarmee N met name de nietigverklaring vordert van het besluit van de secretaris-generaal van het Parlement van 12 september 2007 tot vaststelling van zijn beoordelingsrapport voor 2006 en van het besluit van de voorzitter van het Parlement van 22 mei 2008 tot afwijzing van zijn klacht tegen dat besluit.

Beslissing: Het besluit van de secretaris-generaal van het Parlement van 12 september 2007 waarbij het definitieve beoordelingsrapport van verzoeker over de periode van 16 augustus 2006 tot en met 31 december 2006 is vastgesteld, wordt nietig verklaard. Het beroep wordt voor het overige verworpen. Het Parlement wordt verwezen in de kosten.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Beroep – Procesbelang – Beroep tot nietigverklaring van beoordelingsrapport – Naar andere instelling overgeplaatste ambtenaar – Niet-inaanmerkingneming van dat rapport door die instelling

(Ambtenarenstatuut, art. 43)

2.      Ambtenaren – Beoordeling – Beoordelingsrapport – Verplichting om betrokken ambtenaar in kennis te stellen van document waarin doelstellingen van zijn dienst zijn vastgelegd

(Ambtenarenstatuut, art. 43)

1.      Het loopbaanontwikkelingsrapport vormt, afgezien van zijn toekomstig nut, een formeel en schriftelijk bewijs van de kwaliteit van het door de betrokkene verrichte werk. Een dergelijke beoordeling vormt niet alleen een omschrijving van de gedurende de betrokken periode verrichte taken, maar houdt eveneens een beoordeling in van de kwaliteiten waarvan de beoordeelde persoon bij de uitoefening van zijn beroepsactiviteit blijk heeft gegeven. Elke ambtenaar heeft er dus recht op dat zijn werk wordt erkend door een beoordeling die op een juiste en billijke wijze is opgesteld. Overeenkomstig het recht op een doeltreffende rechterlijke bescherming moet een ambtenaar dus in elk geval het recht hebben om op te komen tegen zijn beoordelingsrapport wegens de inhoud ervan of omdat het niet volgens de regels van het Statuut is opgesteld.

De overplaatsing van een ambtenaar van de ene naar een andere instelling, de niet-inaanmerkingneming door die tweede instelling van de door de eerste instelling opgestelde beoordelingsrapporten en de bevordering van de ambtenaar binnen de tweede instelling, kunnen hem dus niet zijn belang ontnemen om op te komen tegen een door die eerste instelling opgesteld definitief beoordelingsrapport.

(cf. punten 33 en 34)

Referentie:

Hof: 22 december 2008, Gordon/Commissie, C‑198/07 P, Jurispr. blz. I‑10701, punten 44 en 45

2.      Uit de artikelen 10 tot en met 12 van de door het Parlement vastgestelde algemene uitvoeringsbepalingen van artikel 43 van het Statuut volgt dat die instelling aan elk van haar ambtenaren of functionarissen tijdens het beoordelingsgesprek een document moet overhandigen waarin de doelstellingen voor zijn directie, eenheid of dienst voor het volgende jaar worden gepreciseerd. Dat document vormt een wezenlijk element voor de beoordeling van de prestaties van de ambtenaar of functionaris in het volgende jaar en voor de opstelling van zijn beoordelingsrapport. Bovendien moet de administratie, wanneer de ambtenaar of functionaris daarom tijdens het beoordelingsgesprek verzoekt, een document opstellen met een toelichting op de doelstellingen die voor hem persoonlijk zijn vastgesteld.

Ook al regelen die bepalingen niet uitdrukkelijk de situatie van eerste tewerkstelling of overplaatsing van een ambtenaar van een andere instelling naar het Parlement in de loop van een jaar, zij kunnen niet in die zin worden uitgelegd dat het Parlement niet gehouden zou zijn om aan die ambtenaar het document dat voor zijn dienst de doelstellingen vastlegt waaraan hij moet bijdragen, aan hem mee te delen. Een dergelijk document, dat voor elke eenheid en voor elke dienst onafhankelijk van de procedure voor de opstelling van een beoordelingsrapport bestaat, vormt namelijk een referentiepunt voor de beoordeling van de prestaties van de ambtenaar of functionaris en voor de opstelling van het beoordelingsrapport. Elke andere uitlegging van die bepalingen zou het gelijkheidsbeginsel schenden, aangezien zij zou leiden tot een verschil in behandeling, wat de vaststelling van doelstellingen betreft, van ambtenaren of functionarissen al naargelang hun datum van indiensttreding bij het Parlement, welk verschil in behandeling onevenredig zou zijn aan het uit een dergelijk criterium voortvloeiend verschil in situatie. Bovendien is bij een nieuwe ambtenaar bij zijn aankomst in een eenheid of dienst waarin hij zo snel mogelijk moet integreren, de vaststelling van doelstellingen te meer geboden.

(cf. punten 51, 52, 54 en 55)