Language of document : ECLI:EU:F:2012:55

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Derde kamer)

25 april 2012

Zaak F‑108/11

Valentin Oprea

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst – Algemeen vergelijkend onderzoek – Niet-toelating tot vergelijkend onderzoek – Precontentieuze procedure – Onregelmatig verloop – Kennelijke niet-ontvankelijkheid”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarbij Oprea vraagt om nietigverklaring van het besluit van de jury van algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AD/198/10 om hem niet tot dat vergelijkend onderzoek toe te laten op grond dat hij niet voldoet aan de voorwaarden betreffende de beroepservaring.

Beslissing: Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Verzoeker zal alle kosten dragen.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Beroep – Voorafgaande administratieve klacht – Klacht tegen besluit van jury van vergelijkend onderzoek – Geen noodzakelijke voorwaarde – Indiening – Aanvang van beroepstermijn – Dag van kennisgeving van op klacht genomen besluit

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

2.      Ambtenaren – Beroep – Voorafgaande administratieve klacht – Uitdrukkelijk besluit tot afwijzing van klacht – Begrip – Kennelijk per vergissing verzonden e-mail waarin duidelijk andere situatie dan die van verzoeker in aanmerking wordt genomen – Daarvan uitgesloten

1.      Volgens artikel 91, lid 2, van het Statuut is het beroep in rechte in ambtenarenzaken alleen ontvankelijk indien bij het tot aanstelling bevoegd gezag eerst een klacht is ingediend en indien deze klacht uitdrukkelijk of stilzwijgend is afgewezen.

De Unierechter heeft echter vastgesteld dat de voorwaarde van artikel 91 van het Statuut alleen betrekking heeft op handelingen die het tot aanstelling bevoegd gezag eventueel kan herzien, zodat de tegen een besluit van een jury van een vergelijkend onderzoek openstaande rechtsweg normaliter bestaat in een rechtstreeks beroep bij de Unierechter.

Kiest de betrokkene er echter voor om bij de administratie eerst een administratieve klacht tegen een besluit van een jury van een vergelijkend onderzoek in te dienen, dan hangt de ontvankelijkheid van het beroep in rechte dat later tegen het besluit tot afwijzing van die klacht wordt ingesteld af van de vraag of de betrokkene heeft voldaan aan alle procedurele voorwaarden van de voorafgaande klacht. Voor zover een klacht is ingediend tegen een besluit van een jury van een vergelijkend onderzoek, begint de beroepstermijn overeenkomstig artikel 91 van het Statuut te lopen vanaf de dag van kennisgeving van het op de klacht genomen besluit.

(cf. punten 14‑16)

Referentie:

Hof: 16 maart 1978, Ritter von Wüllerstorff und Urbair/Commissie, 7/77, punt 9; 14 juli 1983, Detti/Hof van Justitie, 144/82, punten 16 en 17

Gerecht van eerste aanleg: 27 juni 1991, Valverde Mordt/Hof van Justitie, T‑156/89, punt 90; 31 mei 2005, Gibault/Commissie, T‑294/03, punt 22

Gerecht voor ambtenarenzaken: 23 november 2010, Bartha/Commissie, F‑50/08, punten 25 en 26

2.      Een kennelijk per vergissing verzonden e-mail waarin duidelijk een situatie in aanmerking wordt genomen die niet die van verzoeker was, kan niet worden aangemerkt als een uitdrukkelijk besluit tot afwijzing van een klacht.

(cf. punt 20)