Language of document :

Beroep ingesteld op 13 december 2005 - Gesner tegen BHIM

(Zaak F-119/05)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekster: C. Gesner (Kildedalsvej, Denemarken) (vertegenwoordigers: J. Vazquez Vazquez en C. Amo Quiñones, advocaten)

Verweerder: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt

Conclusies van verzoekster

Nietig te verklaren het besluit van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 2 september 2005 tot afwijzing van de klacht van verzoekster van 10 mei 2005 tegen het besluit van het BHIM van 21 april 2005, geen invaliditeitscommissie bijeen te roepen.

Verweerder te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster, tijdelijk functionaris bij het BHIM tot 15 april 2005, lijdt sinds 2003 aan een hernia van de tussenwervelschijf en verschillende aandoeningen van de wervelkolom. Ondanks de operaties en de verschillende medische en fysiotherapeutische handelingen die zij had ondergaan, hielden de hevige rugpijnen aan en het feit dat zij langdurig moest zitten, verergerde haar toestand, zodat zij gedurende verschillende maanden met ziekteverlof was.

Op 11 maart 2005 verzocht verzoekster het BHIM, een invaliditeitscommissie bijeen te roepen teneinde haar onvermogen haar functie bij het Bureau te vervullen door dit orgaan te laten vaststellen en haar een invaliditeitspensioen toe te kennen.

Het BHIM wees dit verzoek op twee gronden af. Ten eerste moet artikel 59 van het Statuut in die zin worden uitgelegd dat het besluit om de invaliditeitscommissie bijeen te roepen, moet worden genomen door het tot aanstelling bevoegde gezag (TABG). In de tweede plaats heeft verzoekster, die in de afgelopen drie jaar slechts 294 dagen met ziekteverlof is geweest, niet de in artikel 59, lid 4, van het Statuut voorgeschreven termijn volgemaakt.

Ter staving van haar beroep voert verzoekster vier primaire middelen aan. Met het eerste middel betoogt zij dat het TABG zich niet bij uitsluiting bevoegd kan achten tot het bijeenroepen van de invaliditeitscommissie. Anders zou het TABG op voorhand, subjectief en willekeurig kunnen bepalen of de ambtenaar of functionaris voldoende ziek is om opgeroepen te worden om voor die commissie te verschijnen.

Met haar tweede middel voert verzoekster aan dat de motivering van de bestreden beschikking onjuist is. De toepassing van de in artikel 59, lid 4, van het Statuut opgenomen termijn maakt het verkrijgen van een invaliditeitspensioen onmogelijk voor functionarissen of ambtenaren die niet aan dit criterium voldoen, maar die niet in staat zijn om te werken als gevolg van een ongeval of een ziekte die zich snel openbaart.

Met haar derde middel betoogt verzoekster dat de op de samenstelling van een invaliditeitscommissie toepasselijke bepalingen vallen binnen het kader van artikel 59 van het Statuut, maar binnen het rechtskader voor de toekenning van invaliditeitspensioenen, te weten de artikelen 31 tot en met 33 van de Regeling welke van toepassing is op andere personeelsleden, artikel 9 van het Statuut en bijlage VIII daarbij.

Met haar laatste middel betoogt verzoekster dat de bestreden beslissing inbreuk maakt op het non-discriminatiebeginsel en het beginsel van gelijke behandeling. Het BHIM belet zijn personeel de invaliditeitscommissie bijeen te laten roepen hoewel die mogelijkheid voor het overige personeel van de Gemeenschappen wel bestaat. Bovendien zou het voor ambtenaren van het BHIM met een contract van minder dan drie jaar, hoezeer zij ook niet in staat zijn te werken, moeilijk zijn een invaliditeitspensioen te verkrijgen omdat zij nooit aan de in artikel 59, lid 4, van het Statuut neergelegde termijn zouden kunnen voldoen.

____________