Language of document :

Beroep ingesteld op 11 juni 2007 - Gerochristos / Parlement

(Zaak F-56/07)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Ioannis Gerochristos (Brussel, België) (vertegenwoordiger: E. Boigelot, advocaat)

Verwerende partij: Europees Parlement

Conclusies

nietig te verklaren het besluit van het Parlement van 26 september 2006 om verzoeker als ambtenaar op proef aan te stellen in de functiegroep van administrateurs en hem daarbij in te delen in de rang AD 6, salaristrap 3;

nietig te verklaren het daaropvolgende besluit van het Parlement om een bedrag van 994,95 EUR in te houden op verzoekers basisbezoldiging en hem dit bedrag terug te betalen op de eerste vervaldag na de te wijzen beslissing tot nietigverklaring;

de verwerende partij te veroordelen tot betaling van een bedrag van 25 000 EUR aan immateriële, materiële en loopbaanschade, onder voorbehoud van een vermeerdering en/of vermindering in de loop van de procedure;

de Commissie te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeker, die is geslaagd voor algemeen vergelijkend onderzoek EPSO A/18/041 waarvan de aankondiging is bekendgemaakt vóór de inwerkingtreding van verordening (EG, Euratom) nr. 723/2004 van de Raad van 22 maart 2004 tot wijziging van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen2, was tijdelijk functionaris van de rang AST 8 toen hij werd aangeworven als ambtenaar van de rang AD 6.

Tot staving van zijn beroep stelt hij in de eerste plaats dat er sprake is van schending van de motiveringsplicht bedoeld in artikel 25, lid 2, van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen (hierna: "Statuut"), aangezien de administratie hem nooit heeft uitgelegd waarom hij in de rang AD 6 is ingedeeld en waarom is besloten, een bedrag van 994,95 EUR in te houden op zijn basisbezoldiging.

In de tweede plaats beroept hij zich op schending van artikel 31 van het Statuut, van de artikelen 2 en 8 van bijlage XIII bij het Statuut en van de bepalingen van de aankondiging van vergelijkend onderzoek. Tevens werpt hij een exceptie van onwettigheid op van artikel 13, lid 1, van bijlage XIII bij het Statuut.

In de derde plaats stelt verzoeker dat de administratie de beginselen van gelijke behandeling en non-discriminatie heeft geschonden, met name omdat hij is benadeeld ten opzichte van tijdelijke functionarissen en ambtenaren die gunstiger zijn ingedeeld op grond van artikel 5, leden 2 en 4, van bijlage XIII bij het Statuut of van bepalingen die het Bureau van het Parlement op 13 februari 2006 heeft vastgesteld.

In de vierde plaats zijn de beginselen van rechtszekerheid en gewettigd vertrouwen geschonden, onder meer omdat de aankondiging van vergelijkend onderzoek betrekking had op de vorming van een aanwervingreserve van administrateurs van de rang A7/A6.

In de vijfde plaats is er sprake van schending van het beginsel van behoorlijk bestuur en van de zorgplicht.

Ten slotte heeft de administratie met de inhouding van bovenvermeld bedrag op zijn basisbezoldiging inbreuk gemaakt op artikel 85 van het Statuut.

____________

1 - PB C 96 A van 21.4.2004, blz. 1.

2 - PB L 124 van 27.4.2004, blz. 1.