Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het hof van beroep Antwerpen (België) op 15 juni 2020 – FN tegen Universiteit Antwerpen, Vlaamse Autonome Hogeschool Hogere Zeevaartschool, PB, ZK, NG, ZN, UM

(Zaak C-265/20)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Hof van beroep Antwerpen

Partijen in het hoofdgeding

Verzoeker: FN

Verweerders: Universiteit Antwerpen, Vlaamse Autonome Hogeschool Hogere Zeevaartschool, PB, ZK, NG, ZN, UM

Prejudiciële vraag

Moet Clausule 4, punt 1, van de op 18 maart 1999 gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 1999/70/EG1 van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de Unice en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, en Clausule 4,1 van de raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 97/81/EG2 van de Raad van 15 december 1997 betreffende de door de Unice, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen het feit dat het aan een universiteit is toegelaten, op basis van een nationale regeling (artikel 91 Universiteitendecreet) luidens welke zelfstandig academisch personeel met een voltijdse opdracht vast wordt benoemd en personeel met een deeltijdse opdracht ofwel kan worden benoemd ofwel tijdelijk kan worden aangesteld voor hernieuwbare termijnen van ten hoogste zes jaar,

1° een hoogleraar op basis van beleidsvrijheid gedurende twintig jaar te werk te stellen op grond van een twintigtal opeenvolgende, kortlopende en deeltijdse arbeidsovereenkomsten en statutaire aanstellingen van één tot drie jaar, zonder enige beperking in het totaal aantal verlengingen, terwijl andere collega’s met vergelijkbare opdrachten een vaste en voltijdse benoeming genoten?

2° in haar personeelsstatuut slechts een algemene minimumlimiet van een tewerkstellingspercentage van 50 procent te bepalen om in aanmerking te komen voor een vaste benoeming, maar geen enkel criterium vast te leggen op basis waarvan de voor 50 procent of meer tewerkgestelde deeltijdse personeelsleden vast benoemd dan wel tijdelijk aangesteld worden?

3° aan een deeltijdse hoogleraar aanstellingspercentages toe te kennen op grond van onbeperkte “beleidsvrijheid”, zonder objectieve criteria vast te leggen, en zonder enige objectieve werklastmeting toe te passen?

4° een tijdelijk en deeltijds hoogleraar, wanneer zijn tewerkstelling op basis van de “beleidsvrijheid” van de universiteit niet meer wordt hernieuwd, het recht te ontzeggen zich op het beweerdelijke abusieve karakter van tewerkstellingsvoorwaarden uit het verleden te beroepen, omdat hij die voorwaarden zogezegd telkens zou hebben aanvaard door het opgelegde werk uit te voeren, zodat hij de bescherming van het Unierecht verbeurt?

____________

1 PB 1999, L 175, blz.43.

2 PB 1998, L 14, blz. 9.