Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 18 juni 2019 door Qualcomm, Inc., Qualcomm Europe, Inc. tegen het arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 9 april 2019 in zaak T-371/17, Qualcomm en Qualcomm Europe / Commissie

(Zaak C-466/19 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirantes: Qualcomm, Inc., Qualcomm Europe, Inc. (vertegenwoordigers: M. Pinto de Lemos Fermiano Rato, advogado, M. Davilla, dikigoros)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

het arrest van het Gerecht vernietigen;

besluit C(2017) 2258 final van de Commissie van 31 maart 2017 betreffende een procedure krachtens artikel 18, lid 3, en artikel 24, lid 1, onder d), van verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad1 in zaak AT.39711 – Qualcomm (afbraakprijzen) (hierna: „litigieuze besluit”), nietig verklaren;

subsidiair, de zaak terug verwijzen naar het Gerecht om te oordelen overeenkomstig het arrest van het Hof van Justitie, en,

de Commissie verwijzen in de kosten van zowel de procedure in hogere voorziening als de procedure voor het Gerecht.

Middelen en voornaamste argumenten

Eerste middel: het Gerecht heeft door rekwirante aangevoerde argumenten niet behandeld.

Tweede middel: de vaststelling dat het litigieuze besluit deugdelijk gemotiveerd was is gebaseerd op kennelijke feitelijke en juridische dwalingen en een ontoereikende motivering.

Derde middel: de vaststelling dat de bij het litigieuze besluit gevraagde inlichtingen noodzakelijk waren, is gebaseerd op kennelijke feitelijke en juridische dwalingen, een onjuiste opvatting van het bewijsmateriaal, een ontoereikende motivering en de afwezigheid van een onderzoek van het geheel van het relevante bewijsmateriaal.

Vierde middel: de vaststelling dat de bij het litigieuze besluit gevraagde inlichtingen evenredig waren is gebaseerd op kennelijke feitelijke en juridische beoordelingsfouten, een onjuiste opvatting van het bewijsmateriaal en een ontoereikende motivering.

Vijfde middel: het Gerecht heeft de regels inzake de bewijslast voor vermeende inbreuken op artikel 102 VWEU onjuist toegepast.

Zesde middel: het Gerecht heeft vaststellingen gedaan die het recht om niet tegen zichzelf te hoeven getuigen, schenden.

____________

1 Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB 2003, L 1, blz. 1).