Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Riigikohus (Estland) op 29 september 2020 – AS Veejaam, OÜ Espo / Elering AS

(Zaak C-470/20)

Procestaal: Ests

Verwijzende rechter

Riigikohus

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: AS Veejaam, OÜ Espo

Verwerende partij: Elering AS

Prejudiciële vragen

1.    Moeten de Unieregels inzake staatssteun, waaronder het vereiste van een stimulerend effect als bedoeld in punt 50 van de mededeling van de Commissie met als titel „Richtsnoeren staatssteun ten behoeve van milieubescherming en energie 2014-2020”1 , aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een steunregeling op grond waarvan een producent van hernieuwbare energie de uitbetaling van staatssteun kan aanvragen nadat met de werkzaamheden aan het project reeds een aanvang is gemaakt, wanneer een nationale bepaling iedere producent die aan de bij de wet vastgestelde voorwaarden voldoet, een recht op steun toekent en de bevoegde autoriteit in zoverre geen beoordelingsruimte laat?

2.    Is het in alle gevallen uitgesloten dat steun een stimulerend effect heeft wanneer de investering waarvoor de steun is aangevraagd, is gedaan wegens de wijziging van de voorwaarden van een milieuvergunning, ook wanneer de aanvrager – zoals in het onderhavige geval – wegens de strengere vergunningsvoorwaarden zijn activiteiten waarschijnlijk had gestaakt mocht hij de staatssteun niet hebben ontvangen?

3.    Is er – onder meer gelet op de uiteenzetting van het Hof van Justitie van de Europese Unie in zijn arrest van 26 oktober 2016, DEI en Commissie/Alouminion tis Ellados (C-590/14 P, EU:C:2016:797, punten 49 en 50)2 – in een geval waarin de Commissie zoals in casu bij een staatssteunbesluit zowel een bestaande steunregeling als voorgenomen wijzigingen daarvan verenigbaar met de interne markt heeft verklaard en waarin de betrokken staat onder meer te kennen heeft gegeven dat hij de bestaande steunregeling slechts zal toepassen tot en met een vastgestelde uiterste datum, sprake van nieuwe steun in de zin van artikel 1, onder c), van verordening (EU) 2015/15893 wanneer de op de grondslag van de vigerende rechtsvoorschriften bestaande steunregeling ook na de door de lidstaat opgegeven uiterste datum nog steeds wordt toegepast?

4.    Hebben, in het geval dat de Commissie naderhand heeft besloten om geen bezwaar te maken tegen een in strijd met artikel 108, lid 3, VWEU toegepaste steunregeling, voor exploitatiesteun in aanmerking komende personen het recht om ook voor het aan het besluit van de Commissie voorafgaande tijdvak de betaling van steun aan te vragen mits de nationale procedureregels zulks toelaten?

5.    Heeft een aanvrager die in het kader van een steunregeling exploitatiesteun heeft aangevraagd en met de uitvoering van een project dat voldoet aan voorwaarden die met de interne markt verenigbaar worden geacht, een aanvang heeft gemaakt op een tijdstip waarop de steunregeling rechtmatig werd toegepast, maar die zijn steunaanvraag heeft ingediend op een tijdstip waarop de steunregeling zonder kennisgeving aan de Commissie was verlengd, recht op steun niettegenstaande de regeling van artikel 108, lid 3, VWEU?

____________

1 PB 2014, C 200, blz. 1.

2 Arrest van 26 oktober 2016, DEI en Commissie/Alouminion tis Ellados (C-590/14 P, EU:C:2016:797).

3 Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (codificatie) (PB 2015, L 248, blz. 9).