Language of document :

Beroep ingesteld op 10 april 2007 - Toronjo Benitez / Commissie

(Zaak F-33/07)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Alberto Toronjo Benitez (Brussel, België) (vertegenwoordigers: S. Orlandi, J.-N. Louis, A. Coolen en E. Marchal, advocaten)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

vaststelling van de onwettigheid van artikel 2 van het besluit van de Commissie betreffende de procedure voor bevordering van ambtenaren wier bezoldiging ten laste komt van het krediet "Onderzoek" van de algemene begroting (zowel in de versie van 16 juni 2004 als in die van 20 juli 2005; hierna: "eerste bestreden besluit");

nietigverklaring van het besluit van de Commissie om de 44,5 punten die verzoeker als tijdelijk functionaris had verzameld, in te trekken (hierna: "tweede bestreden besluit");

verwijzing van de verwerende partij in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeker, die op 16 januari 2000 als tijdelijk functionaris bij de Commissie in dienst is getreden en is tewerkgesteld bij het directoraat-generaal (hierna: "DG") "Onderzoek", is met ingang van 16 april 2004 binnen datzelfde DG aangesteld als ambtenaar. Bij brief van 16 juni 2006 werd hem meegedeeld dat de punten die hij als tijdelijk functionaris had verzameld op grond van het eerste bestreden besluit werden ingetrokken, aangezien hij was overgeplaatst naar een ambt dat onder het huishoudelijk deel van de algemene begroting valt, en wel voor het verstrijken van een termijn van twee jaar vanaf zijn aanwerving als ambtenaar op proef in een ambt dat onder het onderzoeksdeel van die begroting valt.

Tot staving van zijn beroep stelt verzoeker om te beginnen dat er sprake is van schending van de beginselen van rechtszekerheid, de wettigheid van administratieve handelingen en de bescherming van verworven rechten, aangezien de intrekking door het tot aanstelling bevoegd gezag (TABG) van een onwettig besluit dat subjectieve rechten schept binnen een redelijke termijn moet plaatsvinden, hetgeen niet het geval is geweest bij het tweede bestreden besluit.

Voorts stelt verzoeker dat artikel 2 van het tweede bestreden besluit een discriminatie invoert van ambtenaren wier bezoldiging ten laste van het krediet "Onderzoek" komt en die vóór het verstrijken van de termijn van twee jaar vanaf hun aanwerving een overplaatsing aanvragen, aangezien die ambtenaren na de overplaatsing hun punten verliezen terwijl ambtenaren die ambtshalve worden overgeplaatst of ambten vervullen die als gevoelig worden aangemerkt, hun punten behouden.

____________