Language of document : ECLI:EU:C:2017:590

Zaak C225/16

Strafzaak

tegen

Mossa Ouhrami

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden)

„Prejudiciële verwijzing – Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht – Terugkeer van illegaal verblijvende derdelanders – Richtlijn 2008/115/EG – Artikel 11, lid 2 – Inreisverbod dat is vastgesteld vóór de inwerkingtreding van deze richtlijn en betrekking heeft op een langere duur dan die welke is vastgelegd in die richtlijn – Begintijdstip van de periode waarin het inreisverbod geldt”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 26 juli 2017

1.        Recht van de Europese Unie – Uitlegging – Bepaling die geen uitdrukkelijke verwijzing naar het recht van de lidstaten bevat – Autonome en uniforme uitlegging – Toepasbaarheid op de vaststelling van het tijdstip waarop het inreisverbod jegens een illegaal verblijvende derdelander in de zin van richtlijn 2008/115 ingaat

(Richtlijn 2008/115 van het Europees Parlement en de Raad, overweging 9 en art. 11, lid 2)

2.        Grenscontroles, asiel en immigratie – Immigratiebeleid – Terugkeer van illegaal verblijvende derdelanders – Inreisverbod – Begintijdstip van de werking van dat inreisverbod – Datum waarop de belanghebbende het grondgebied van de betrokken lidstaat daadwerkelijk heeft verlaten

(Richtlijn 2008/115 van het Europees Parlement en de Raad, art. 11, lid 2)

3.        Grenscontroles, asiel en immigratie – Immigratiebeleid – Terugkeer van illegaal verblijvende derdelanders – Terugkeerbesluit dat gepaard gaat met een inreisverbod en is genomen jegens een dergelijke derdelander die als een gevaar voor de openbare orde of de nationale veiligheid wordt beschouwd – Falen van de procedure van terugkeer van die derdelander – Nationale regeling die voor een dergelijke derdelander voorziet in een gevangenisstraf – Toelaatbaarheid – Voorwaarden – Verificatie door de nationale rechterlijke instantie

(Richtlijn 2008/115 van het Europees Parlement en de Raad)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punten 38‑41)

2.      Artikel 11, lid 2, van richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, moet in die zin worden uitgelegd dat de duur van het inreisverbod als bedoeld in deze bepaling, die in principe niet meer dan vijf jaar bedraagt, moet worden berekend vanaf het tijdstip waarop de betrokkene het grondgebied van de lidstaten daadwerkelijk heeft verlaten.

Hoewel artikel 6, lid 6, van richtlijn 2008/115 de lidstaten de mogelijkheid biedt om het terugkeerbesluit en het inreisverbod tegelijkertijd vast te stellen, volgt uit de opzet van deze richtlijn echter duidelijk dat deze twee besluiten los van elkaar staan: het eerste verbindt consequenties aan de onrechtmatigheid van het oorspronkelijke verblijf, terwijl het tweede een eventueel later verblijf betreft en dit onrechtmatig maakt.

(zie punten 50, 58 en dictum)

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punten 54‑57)