Language of document : ECLI:EU:F:2010:7

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
(Tweede kamer)

4 februari 2010

Zaak F‑15/08

Valérie Wiame

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst — Algemeen vergelijkend onderzoek — Niet-plaatsing op reservelijst — Onvoldoende punten — Aankondiging van vergelijkend onderzoek EPSO/AST/7/05 — Bewijslevering — Procesbelang”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 236 EG en artikel 152 EA, waarmee Wiame de nietigverklaring vordert van het besluit van de jury van vergelijkend onderzoek EPSO/AST/7/05 waarbij haar onvoldoende punten werden toegekend om te worden geplaatst op de reservelijst van het vergelijkend onderzoek.

Beslissing: Het beroep wordt verworpen. Verzoekster zal haar eigen kosten dragen. De Commissie zal haar eigen kosten dragen.

Samenvatting

1.      Ambtenaren — Beroep — Bezwarend besluit — Besluit vastgesteld na heroverweging van eerder besluit

(Ambtenarenstatuut, art. 90, lid 2, en 91, lid 1)

2.      Handelingen van de instellingen — Vermoeden van wettigheid — Aanknopingspunten voor onwettigheid van handeling

1.      Wanneer een kandidaat wiens verzoek om te worden toegelaten tot een communautair vergelijkend onderzoek is afgewezen, om een nieuw onderzoek van dat besluit vraagt, is enkel het door de jury na een nieuw onderzoek genomen besluit het bezwarend besluit. Bijgevolg is het dat besluit waartegen die kandidaat zijn vorderingen richt.

(cf. punt 20)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 13 december 2006, Heus/Commissie, T‑173/05, JurAmbt. blz. I‑A‑2‑329 en II‑A‑2‑1695, punt 19

Gerecht voor ambtenarenzaken: 13 december 2007, Van Neyghem/Commissie, F‑73/06, JurAmbt. blz. I-A-1-441 en II-A-1-2515, punt 39

2.      Enerzijds geldt voor een administratieve handeling het vermoeden van wetttigheid en, anderzijds, rust de bewijslast in beginsel op degene die stelt, zodat het aan verzoeker staat om ten minste voldoende nauwkeurige, objectieve en overeenstemmende aanwijzingen te verstrekken die de waarachtigheid of waarschijnlijkheid kunnen ondersteunen van de feiten waarop hij zijn stelling heeft gebaseerd. Bijgevolg moet een verzoeker die niet ten minste over bewijzen of een reeks van aanwijzingen beschikt, het vermoeden van wettigheid van besluiten op het gebied van vergelijkende onderzoeken aanvaarden, en kan hij van het Gerecht voor ambtenarenzaken niet verlangen dat het zelf aan de hand van de inschrijvingen van de kandidaten onderzoekt of eventueel bepaalde geslaagde kandidaten al dan niet onregelmatig tot het vergelijkend onderzoek zijn toegelaten.

(cf. punt 21)

Referentie:

Hof: 6 maart 2001, Connolly/Commissie, C‑274/99 P, Jurispr. blz. I‑1611, punten 113 en 114

Gerecht van eerste aanleg: 19 november 1996, Brulant/Parlement, T‑272/94, JurAmbt. blz. I‑A‑513 en II‑1397, punt 35; 13 juli 2000, Griesel/Raad, T‑157/99, JurAmbt. blz. I‑A‑151 en II‑699, punt 25