Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 9 juni 2020 door de Europese Commissie tegen het arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 2 april 2020 in zaak T-571/17, UG/Commissie

(Zaak C-249/20 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirante: Europese Commissie (vertegenwoordigers: B. Mongin, L. Radu Bouyon, gemachtigden)

Andere partij in de procedure: UG

Conclusies

Het arrest van het Gerecht van de Europese Unie (Achtste kamer) van 2 april 2020 in zaak T-571/17, UG/Commissie, vernietigen;

De zaak terugverwijzen naar het Gerecht;

De beslissing over de kosten in eerste aanleg en in het kader van de hogere voorziening aanhouden.

Middelen en voornaamste argumenten

Eerste middel: onjuiste opvatting van de feiten (punten 64 tot en met 71 van het bestreden arrest)

Volgens vaste rechtspraak is er sprake van een onjuiste opvatting die ter controle aan het Hof wordt voorgelegd wanneer de beoordeling van de bestaande bewijzen kennelijk onjuist blijkt te zijn. Een dergelijke onjuiste opvatting moet duidelijk uit de dossierstukken naar voren komen.

In het eerste onderdeel van dit middel stelt de Commissie dat de conclusie van het Gerecht dat het tot het aangaan van overeenkomsten bevoegd gezag (TAOBG) een te korte termijn heeft gesteld voor UG om de onvoldoende geschiktheid voor het ambt te verhelpen, door de bewijsstukken in het dossier wordt tegengesproken. Het TAOBG heeft niet geëist dat UG alle in het beoordelingsrapport van 2015 vastgestelde doelstellingen bereikt en de vertrouwensrelatie met zijn collega’s binnen drie maanden herstelt.

Volgens het tweede onderdeel van dit middel heeft het Gerecht zijn onderzoek ten onrechte toegespitst op de ongeoorloofde afwezigheid en heeft het geen rekening gehouden met het terugkerende karakter van meerdere elementen van onvoldoende geschiktheid voor het ambt die waren vastgesteld in het besluit van 17 oktober 2016 en de brief van 8 september 2016.

Tweede middel: onjuiste rechtsopvatting (punten 72 tot en met 77 van het bestreden arrest)

Het Gerecht heeft het bestreden besluit nietig verklaard op grond van een fout met betrekking tot de feiten, zonder evenwel aan te tonen dat dit een „kennelijke” fout was. Het TAOBG beschikt over een ruime beoordelingsbevoegdheid op het gebied van ontslagen en het Gerecht dient bij zijn toetsing enkel na te gaan of er geen sprake was van een kennelijke fout of van misbruik van bevoegdheid. Het Gerecht heeft een fout in het bestreden besluit vastgesteld die uitsluitend betrekking had op een van de elementen van onvoldoende geschiktheid voor het ambt waarop het TAOBG UG heeft gewezen. Dit was geen „kennelijke” fout en kon dus niet leiden tot nietigverklaring van het bestreden besluit.

____________