Language of document :

Beroep ingesteld op 22 maart 2007 - Bleser / Hof van Justitie

(Zaak F-25/07)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Thomas Bleser (Nittel, Duitsland) (vertegenwoordiger: P. Goergen, advocaat)

Verwerende partij: Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

nietigverklaring van verzoekers indeling in de rang die hem in het aanstellingsbesluit van 16 maart 2006 is toegekend;

nietigverklaring van de artikelen 2 en 13 van bijlage XIII bij en van artikel 32 van het op 1 mei 2004 in werking getreden Ambtenarenstatuut;

indeling van verzoeker in de in het vergelijkend onderzoek genoemde rang of in de rang die krachtens de indeling van het nieuwe Ambtenarenstatuut daarmee overeenkomt (en in de salaristrap die volgens de vóór 1 mei 2004 geldende voorschriften daarmee overeenkomt);

toekenning van een schadevergoeding ter hoogte van het bedrag van het verschil in bezoldiging;

toekenning van een immateriële schadevergoeding van 10 000 EUR;

verwijzing van het Hof van Justitie in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Het beroep is vooral gericht tegen de bepalingen van de artikelen 2 en 13 van bijlage XIII bij en van artikel 32 van het op 1 mei 2004 in werking getreden Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen.

Verzoeker betoogt dat hij had moeten worden ingedeeld volgens het - voor hem gunstigere - vroegere Statuut, dat van toepassing was op het moment waarop hij aan het vergelijkend onderzoek deelnam. Ter onderbouwing van zijn beroep stelt hij dat zijn indeling in strijd is met het beginsel van gelijke behandeling en met het discriminatieverbod alsmede met het verbod van discriminatie op grond van leeftijd.

Voorts stelt hij dat er sprake is van schending van algemene gemeenschapsrechtelijke beginselen, met name de zorgplicht, het beginsel van behoorlijk bestuur, het transparantiebeginsel, het beginsel van bescherming van gewettigd vertrouwen, het rechtszekerheidsbeginsel, het beginsel van goede trouw, het verbod van "reformatio in peius"(verandering ten nadele) en het beginsel van het recht om te worden gehoord.

____________