Language of document :

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 12 december 2019 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Cour d’appel, de rechtbank Amsterdam – Luxemburg, Nederland) – Tenuitvoerlegging van Europese aanhoudingsbevelen die zijn uitgevaardigd tegen JR (C-566/19 PPU), YC (C-626/19 PPU)

(Gevoegde zaken C-566/19 PPU en C-626/19 PPU)1

(Prejudiciële verwijzing – Prejudiciële spoedprocedure – Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken – Europees aanhoudingsbevel – Kaderbesluit 2002/584/JBZ – Artikel 6, lid 1 – Begrip „uitvaardigende rechterlijke autoriteit” – Criteria – Europees aanhoudingsbevel dat door het openbaar ministerie van een lidstaat is uitgevaardigd met het oog op strafvervolging)

Procestalen: Frans en Nederlands

Verwijzende rechters

Cour d’appel, Rechtbank Amsterdam

Partijen in het hoofdgeding

JR (C-566/19 PPU), YC (C-626/19 PPU)

Dictum

Artikel 6, lid 1, van kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van 26 februari 2009, moet aldus worden uitgelegd dat de magistraten van het openbaar ministerie van een lidstaat die belast zijn met de strafvordering en onder leiding en toezicht staan van hun hiërarchieke meerderen, onder het begrip „uitvaardigende rechterlijke autoriteit” in de zin van deze bepaling vallen, wanneer hun status hun onafhankelijkheid, met name ten opzichte van de uitvoerende macht, waarborgt in het kader van de uitvaardiging van het Europees aanhoudingsbevel.

Kaderbesluit 2002/584, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299, moet aldus worden uitgelegd dat aan de vereisten die inherent zijn aan een effectieve rechterlijke bescherming, die moet toekomen aan een persoon ten aanzien van wie een Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd met het oog op strafvervolging, is voldaan wanneer volgens de wettelijke regeling van de uitvaardigende lidstaat de voorwaarden voor de uitvaardiging van dat bevel, en met name de evenredigheid ervan, in die lidstaat door de rechter worden getoetst.

____________

1 PB C 337 van 7.10.2019.

PB C 383 van 11.11.2019.