Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 30 augustus 2019 door Ja zum Nürburgring eV tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer – uitgebreid) van 19 juni 2019 in zaak T-373/15, Ja zum Nürburgring eV / Europese Commissie

(Zaak C-647/19 P)

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirante: Ja zum Nürburgring eV (vertegenwoordigers: Prof. Dr. D. Frey en Dr. M. Rudolph, Rechtsanwälte)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 19 juni 2019 in zaak T-373/15 vernietigen.

besluit C(2014) 3634 final van de Commissie van 1 oktober 2014 nietig verklaren, voor zover daarin wordt vastgesteld

a.    dat de verkrijger van de middels een aanbestedingsprocedure verkochte activa, capricorn Nürburgring Besitzgesellschaft GmbH, en diens dochtervennootschappen niet worden geraakt door een mogelijke terugvordering van met de interne markt onverenigbare staatssteun, en

b.    dat de verkoop van de activa van de vennootschappen Nürburgring GmbH, Motorsport Resort Nürburgring GmbH en Congress- und Motorsport Hotel Nürburgring GmbH geen staatssteun ten gunste van capricorn Nürburgring Besitzgesellschaft GmbH of een van diens dochtervennootschappen vormde.

subsidiair, het in punt 1 genoemde arrest vernietigen en de zaak terugverwijzen naar het Gerecht van de Europese Unie.

de Commissie verwijzen in de kosten van beide procedures.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirante voert vijf middelen aan.

1.    Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat rekwirante als concurrente niet werd geraakt.

Door voorbij te gaan aan relevante middelen en argumenten die duidelijk uit de processtukken blijken, is het Gerecht de motiveringsplicht niet nagekomen. Het Gerecht heeft zijn oordeel dienaangaande niet gemotiveerd of althans niet toereikend gemotiveerd. Voorts heeft het Gerecht het recht van hoor en wederhoor niet in acht genomen en is er sprake van schending van rekwirantes recht op een doeltreffende bescherming in rechte (artikel 47 van het Handvest). Bovendien heeft het Gerecht artikel 263, vierde alinea, VWEU onjuist uitgelegd en toegepast.

2.    Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat rekwirante als beroepsorganisatie niet werd geraakt:

Ook in dit opzicht is het Gerecht, door geen rekening te houden met relevante middelen en argumenten die duidelijk uit de processtukken blijken, de motiveringsplicht niet nagekomen. Het Gerecht heeft zijn oordeel dienaangaande evenmin gemotiveerd of althans niet toereikend gemotiveerd. Ook wat dit punt betreft heeft het Gerecht het recht van hoor en wederhoor niet in acht genomen en is er eveneens sprake van schending van rekwirantes recht op een doeltreffende bescherming in rechte (artikel 47 van het Handvest). Tevens heeft het Gerecht feiten en bewijzen onjuist opgevat. Bovendien heeft het Gerecht artikel 263, vierde alinea, VWEU onjuist uitgelegd en toegepast.

3.    Het Gerecht heeft een procedurefout gemaakt en blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat rekwirante als concurrente en beroepsorganisatie niet procesbevoegd was ten aanzien van het tweede bestreden besluit:

Om de in het eerste en het tweede middel vervatte redenen heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat rekwirante niet procesbevoegd was ten aanzien van het tweede bestreden besluit.

4.    Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de Commissie niet verplicht was om een formele onderzoeksprocedure in te leiden om na te gaan of door de verkoop van de activa aan Capricorn nieuwe steun werd verleend.

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door in strijd met artikel 107 VWEU, artikel 108, lid 2, VWEU, de motiveringsplicht, het recht van hoor en wederhoor en het recht op een doeltreffende bescherming in rechte, alsmede door een onjuiste opvatting van feiten en bewijzen vast te stellen dat een open, transparante, niet-discriminerende en onvoorwaardelijke aanbestedingsprocedure was gevoerd. De marktprijs werd aldus niet bepaald. Bijgevolg was er sprake van ernstige bezwaren, op grond waarvan de Commissie een formele onderzoeksprocedure had moeten inleiden.

5.    Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting ten aanzien van het gebrek aan motivering van het tweede bestreden besluit van de Commissie:

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door niet te erkennen dat de Commissie haar motiveringsplicht met betrekking tot de bestreden besluiten niet was nagekomen.

____________