Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administratīvā rajona tiesa (Letland) op 27 maart 2020 – LatRailNet, VAS Latvijas dzelzceļš / Valsts dzelzceļa administrācija

(Zaak C-144/20)

Procestaal: Lets

Verwijzende rechter

Administratīvā rajona tiesa

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: LatRailNet, VAS Latvijas dzelzceļš

Verwerende partij: Valsts dzelzceļa administrācija

Prejudiciële vragen

Moet artikel 56, lid 2, van richtlijn [2012/34]1 aldus worden uitgelegd dat de toezichthoudende instantie de bevoegdheid wordt verleend om uit eigen beweging besluiten vast te stellen waarbij de entiteit die de in artikel 7, lid 1, van de richtlijn bedoelde essentiële taken van de spoorweginfrastructuurbeheerder uitoefent wordt gelast om in de bepalingen betreffende de berekening van de heffingen voor het gebruik van infrastructuren (de heffingsregeling) bepaalde wijzigingen in te voeren die geen verband houden met discriminatie van aanvragers?

Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, is de toezichthoudende instantie bevoegd om bij een dergelijk besluit voorwaarden vast te stellen waaraan die wijzigingen moeten voldoen, bijvoorbeeld door de verplichting op te leggen om eerder geprogrammeerde, door de staatsbegroting of door de begrotingen van lokale overheden gedekte kosten die de passagiersvervoerders zelf niet kunnen financieren met de inkomsten uit het vervoer, uit te sluiten van de criteria voor de vaststelling van de heffingen voor het gebruik van infrastructuren?

Moet artikel 32, lid 1, van richtlijn [2012/34] aldus worden uitgelegd dat de in dit lid aan de lidstaten opgelegde verplichting om een optimale concurrentiepositie van spoorwegmarktsegmenten te waarborgen, door extra heffingen toe te passen op de heffingen voor het gebruik van infrastructuur, ook van toepassing is op de vaststelling van de heffingen voor het gebruik van infrastructuren in marktsegmenten waarbinnen geen sprake is van concurrentie, bijvoorbeeld omdat het vervoer in het betrokken marktsegment wordt verricht door slechts één spoorwegexploitant aan wie het in artikel 2, onder f, van verordening nr. 1370/20072 bedoelde exclusieve recht is verleend om vervoersdiensten in dat marktsegment te verrichten?

____________

1 Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PB 2012, L 343, blz. 32).

2 Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad (PB 2007, L 315, blz. 1).