Language of document : ECLI:EU:F:2015:113

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Eerste kamer)

30 september 2015

Zaak F‑54/15

Carlos Nunes

tegen

Europese Rekenkamer

„Openbare dienst – Arbeidscontractant – Betwisting van de aanstellingsvoorwaarden – Te laat ingediende klacht – Niet-eerbiediging van de precontentieuze procedure – Kennelijke niet-ontvankelijkheid”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee Nunes vraagt om, ten eerste, het besluit nietig te verklaren van de Europese Rekenkamer van 19 januari 2015 tot afwijzing van zijn klacht van 5 december 2014 strekkende tot nietigverklaring van een besluit van 29 april 2009 waarbij zijn bezoldiging en zijn wettelijke regeling van tijdelijk functionaris eenzijdig zijn gewijzigd en, ten tweede, om de Rekenkamer te gelasten om met terugwerkende kracht vanaf april 2009 zijn bezoldiging als tijdelijk functionaris aan te passen.

Beslissing:      Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Nunes draagt zijn eigen kosten.

Samenvatting

Beroepen van ambtenaren – Voorafgaande administratieve klacht – Termijnen – Regels van openbare orde – Ambtshalve onderzoek door de rechter

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

De in artikel 90, lid 2, van het Statuut genoemde termijn van drie maanden om een klacht in te dienen tegen een bezwarend besluit is van openbare orde en kan niet door de partijen of de rechter naar believen worden ingeroepen, aangezien deze is ingesteld teneinde met betrekking tot de rechtens bestaande situaties duidelijkheid en zekerheid te waarborgen alsmede de rechtszekerheid. Derhalve moet de Unierechter ambtshalve nagaan of de termijn is geëerbiedigd.

Een klacht tegen een besluit tot aanstelling als arbeidscontractant die vijf jaar na dat besluit wordt ingediend, is dus kennelijk te laat ingediend. Zelfs al zou het besluit tot afwijzing van die klacht niet moeten worden aangemerkt als een besluit tot afwijzing van een klacht, maar van een verzoek dat is ingediend krachtens artikel 90, lid 1, van het Statuut, dan nog beschikte de belanghebbende volgens de bewoordingen van artikel 90, lid 2, van het Statuut over een termijn van drie maanden om een klacht in te dienen tegen dat besluit tot afwijzing van een verzoek in de zin van artikel 90, lid 1, van het Statuut.

(cf. punten 13, 15 en 16)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: beschikking van 7 september 2005, Krahl/Commissie, T‑358/03, EU:T:2005:301, punt 35 en aldaar aangehaalde rechtspraak