Language of document : ECLI:EU:F:2015:163

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Enkelvoudige kamer)

18 december 2015

Zaak F‑9/14

Carlo De Nicola

tegen

Europese Investeringsbank (EIB)

„Openbare dienst – Personeel van de EIB – Beoordeling – Beoordelingsrapport 2012 – Onwettigheid van het besluit van het beroepscomité – Afdoening zonder beslissing”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, waarmee De Nicola met name vraagt om, ten eerste, nietigverklaring van het besluit van het beroepscomité (hierna: „beroepscomité”) van de Europese Investeringsbank (EIB of hierna: „Bank”) van 23 oktober 2013 tot verwerping van zijn interne beroep tot nietigverklaring en wijziging van zijn beoordelingsrapport over 2012, ten tweede, nietigverklaring van zijn beoordelingsrapport over 2012, ten derde, nietigverklaring van alle „daarmee verbonden, daaropvolgende en daaraan voorafgaande handelingen”, ten vierde, veroordeling van de EIB tot vergoeding van de materiële en immateriële schade die hij zou hebben geleden en, ten vijfde en subsidiair, vaststelling van het geweld waarvan hij slachtoffer zou zijn geweest.

Beslissing:      Het besluit van het beroepscomité van de Europese Investeringsbank van 23 oktober 2013 wordt nietig verklaard. Er behoeft geen uitspraak te worden gedaan over de vordering tot nietigverklaring van het beoordelingsrapport over 2012 en van alle daarmee verbonden, daaropvolgende en daaraan voorafgaande handelingen. Het beroep wordt verworpen voor het overige. De Europese Investeringsbank draagt haar eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van De Nicola.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Personeelsleden van de Europese Investeringsbank – Beoordeling – Beoordelingsrapport – Betwisting voor het beroepscomité van de Bank – Omvang van het toezicht

(Personeelsreglement van de Europese Investeringsbank, art. 22)

2.      Beroepen van ambtenaren – Personeelsleden van de Europese Investeringsbank – Beroep gericht tegen een besluit van het beroepscomité ter zake van de beoordeling – Rechterlijke toetsing – Omvang

(Personeelsreglement van de Europese Investeringsbank, art. 22)

3.      Beroepen van ambtenaren – Personeelsleden van de Europese Investeringsbank – Arrest houdende nietigverklaring – Gevolgen – Verplichting om maatregelen ter uitvoering vast te stellen – Arrest waarbij een besluit van het beroepscomité over een beoordelingsrapport nietig is verklaard – Verplichting voor de Bank om de betwisting door de persoon die het interne beroep heeft ingesteld opnieuw aan dat comité voor te leggen

(Art. 266 VWEU)

1.      De mogelijkheid waarover het door de Europese Investeringsbank ingestelde beroepscomité beschikt op het gebied van de beoordeling van personeelsleden om elke in het beoordelingsrapport van een functionaris van de Bank opgenomen vaststelling ongeldig te verklaren, brengt mee dat dit comité bevoegd is om de juistheid van elk van deze vaststellingen afzonderlijk opnieuw te beoordelen, alvorens ze te bekritiseren. De omvang van deze bevoegdheid is derhalve duidelijk groter dan die van de loutere bevoegdheid tot controle van de wettigheid en tot nietigverklaring van het dispositief van een handeling, aangezien zij zelfs de mogelijkheid omvat de aan het dispositief daarvan ten grondslag liggende redenen ongeldig te verklaren, en dit ongeacht het belang ervan binnen de opzet van de motivering van die handeling.

Deze volledige controlebevoegdheid van het beroepscomité wordt bevestigd door de aan dit comité uitdrukkelijk verleende bevoegdheid om de uit de totale evaluatie van de prestaties van de betrokkene voortvloeiende eindbeoordeling van de verdiensten te wijzigen. Een wijziging van de eindbeoordeling van de verdiensten van de betrokkene brengt namelijk mee dat dit comité alle beoordelingen van de verdiensten die in het betwiste rapport worden vermeld, gedetailleerd controleert op eventuele beoordelings-, feitelijke of juridische fouten, en zich in voorkomend geval in de plaats kan stellen van de beoordelaar en kan overgaan tot een nieuwe beoordeling van deze verdiensten.

(cf. punten 37 en 38)

Referentie:

Gerecht van de Europese Unie: arresten van 27 april 2012, De Nicola/EIB, T‑37/10 P, EU:T:2012:205, punt 41, en van 16 september 2013, De Nicola/EIB, T‑618/11 P, EU:T:2013:479, punt 37

2.      Het beroepscomité dat door de Europese Investeringsbank is ingesteld op het gebied van de beoordeling van de personeelsleden beschikt over een volledige controlebevoegdheid waardoor het zijn beoordelingen in de plaats kan stellen van die welke zijn opgenomen in het beoordelingsrapport dat door een functionaris van de Bank wordt betwist. Het Gerecht voor ambtenarenzaken beschikt niet over een dergelijke bevoegdheid. De onterechte niet-uitoefening door het beroepscomité van een dergelijk volledig toezicht betekent dat aan de betrokkene een in de interne regeling van de Bank voorziene toezichtinstantie wordt onthouden en vormt dus voor hem een bezwarend besluit. Die niet-uitoefening moet derhalve aan het toezicht van de rechter in eerste aanleg kunnen worden onderworpen.

(cf. punt 41)

Referentie:

Gerecht van de Europese Unie: arrest van 27 april 2012, De Nicola/EIB, T‑37/10 P, EU:T:2012:205, punt 49

3.      De nietigverklaring door de Unierechter van een besluit van het beroepscomité dat de Europese Investeringsbank op het gebied van de beoordeling van de personeelsleden heeft ingesteld, kan op administratief niveau een voordeel verschaffen aan degene die het interne beroep bij dat comité heeft ingesteld en de Bank verplichten om zijn betwisting opnieuw aan het beroepscomité voor te leggen, zodat het zich correct en in volle uitoefening van zijn bevoegdheden kan uitspreken over het betrokken beoordelingsrapport.

(cf. punt 54)

Referentie:

Gerecht van de Europese Unie: beschikking van 21 september 2015, De Nicola/EIB, T‑848/14 P, EU:T:2015:719, punt 40