Language of document : ECLI:EU:F:2012:123

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Derde kamer)

13 september 2012

Zaak F‑34/11

Saskia Jane Markland

tegen

Europese Politiedienst (Europol)

„Openbare dienst – Personeel van Europol – Overeenkomst van tijdelijk functionaris – Toepassing van de RAP – Indeling in rang – Beroep kennelijk ongegrond”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarbij Markland vraagt om nietigverklaring van het besluit van 19 december 2010 waarbij de Europese Politiedienst (Europol) zijn besluit heeft bevestigd om haar in te delen in de functiegroep assistenten (AST) in de rang AST 5.

Beslissing: Het beroep wordt kennelijk ongegrond verklaard. Verzoekster draagt haar eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van Europol.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Personeelsleden van Europol – Aanwerving – Indeling in rang – Verplichting om omschrijving te geven van bij iedere standaardfunctie van tijdelijke functionarissen behorende taken en bevoegdheden – Niet-nakoming – Gevolgen voor een besluit tot indeling van een tijdelijk functionaris – Geen

(Ambtenarenstatuut, art. 1 bis, lid 2, en 5, lid 4; Bijlage I; Regeling andere personeelsleden, art. 10; Besluit 2009/371 van de Raad, art. 39, lid 2)

2.      Ambtenaren – Aanwerving – Indeling in rang – Intern richtsnoer van een instelling – Begrip – Meerjarenplan dat ter informatie is gericht tot de begrotingsautoriteit van de Unie en niet bestemd is voor het personeel – Daarvan uitgesloten

3.      Ambtenaren – Organisatie van diensten – Vaststelling van het niveau van het te vervullen ambt – Verplichting om precieze rang in kennisgeving van vacature vast te stellen – Geen

(Ambtenarenstatuut)

1.      De op iedere instelling van de Unie rustende verplichting om overeenkomstig artikel 5, lid 4, van het Statuut na overleg met het comité voor het Statuut de bij iedere standaardfunctie horende taken en bevoegdheden, waarvan de lijst is opgenomen in bijlage I van het Statuut, vast te stellen, geldt eveneens voor Europol. Krachtens artikel 39, lid 2, van besluit 2009/371, tot oprichting van Europol, is dit orgaan namelijk een agentschap in de zin van artikel 1 bis, lid 2, van het Statuut, dat preciseert dat de in het Statuut gemaakte verwijzingen naar de instellingen ook voor de agentschappen gelden.

Dat Europol nalaat om de in artikel 5, lid 4, van het Statuut bedoelde omschrijving van de taken en bevoegdheden te geven, kan niet leiden tot de onwettigheid van het besluit waarbij de indeling van een tijdelijk functionaris is vastgesteld, daar die omschrijving als louter interne handeling slechts tot doel heeft, die indeling te vergemakkelijken.

(cf. punten 35, 36, 39 en 40)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 9 juli 2007, De Smedt/Commissie, T‑415/06 P, punten 42 en 43

Gerecht voor ambtenarenzaken: 28 juni 2011, AS/Commissie, F‑55/10, punt 59, waartegen hogere voorziening is ingesteld bij het Gerecht van de Europese Unie, zaak T‑476/11 P

2.      Het tot aanstelling bevoegd gezag kan een intern richtsnoer vaststellen dat hem helpt bij de uitoefening van zijn discretionaire bevoegdheid inzake de indeling in rang. Een ter informatie aan de begrotingsautoriteit van de Unie gericht meerjarenplan dat niet voor het personeel is bestemd, kan echter niet als een intern richtsnoer worden aangemerkt.

(cf. punt 46)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 9 juli 1997, Monaco/Parlement, T‑92/96, punt 46

3.      Aangezien het Statuut niet voorziet in een vaste relatie tussen een bepaalde functie en een bepaalde rang, kan de administratie wettelijk gebruikmaken van haar ruime beoordelingsbevoegdheid door in een kennisgeving van vacature – of van selectie – het niveau van een post vast te stellen onder verwijzing naar een groot aantal rangen.

(cf. punt 50)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 18 juni 2009, Commissie/Traore, T‑572/08 P, punten 61‑63