Language of document : ECLI:EU:F:2008:124

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Derde kamer)

8 oktober 2008

Zaak F‑44/07

Florence Barbin

tegen

Europees Parlement

„Openbare dienst – Ambtenaren – Bevordering – Procedure voor toekenning van meritepunten bij het Europees Parlement – Onwettigheid van voor die procedure geldende voorschriften – Vergelijking van verdiensten”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 236 EG en artikel 152 EA en strekkende tot nietigverklaring van het besluit van het Europees Parlement van 16 oktober 2006 om verzoekster in het kader van het bevorderingsjaar 2005 slechts één meritepunt toe te kennen.

Beslissing: Het beroep wordt verworpen. Elke partij zal haar eigen kosten dragen.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Bevordering – Vergelijking van verdiensten

(Ambtenarenstatuut, art. 43 en 45)

2.      Exceptie van onwettigheid – Draagwijdte – Handelingen ten aanzien waarvan exceptie van onwettigheid mogelijk is

(Art. 241 EG)

1.      De vergelijking van de verdiensten met het oog op de toekenning aan een ambtenaar van meritepunten kan, gelet op het beperkte aantal meritepunten dat per directoraat-generaal beschikbaar is en het feit dat elke voor bevordering in aanmerking komende ambtenaar van een directoraat of dienst met alle andere ambtenaren van zijn directoraat of dienst wedijvert om een beperkt aantal meritepunten, slechts binnen zijn directoraat-generaal van tewerkstelling plaatsvinden. Het voor de toekenning van de meritepunten aangewezen directoraat-generaal is dat waarin de ambtenaar in het referentiejaar het langst is tewerkgesteld.

(cf. punten 44 en 45)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 8 maart 2006, Lantzoni/Hof van Justitie, T‑289/04, JurAmbt. blz. I‑A‑2‑39 en II‑A‑2‑171, punten 68 en 69; 27 september 2006, Lantzoni/Hof van Justitie, T‑156/05, JurAmbt. blz. I‑A‑2‑189 en II‑A‑2‑969, punten 52 en 53

2.      De draagwijdte van een exceptie van onwettigheid moet worden beperkt tot hetgeen noodzakelijk is voor de beslechting van het geding. De algemene handeling waarvan de onwettigheid wordt aangevoerd moet rechtstreeks of indirect van toepassing zijn op de in het beroep aan de orde gestelde casuspositie en er moet een rechtstreeks juridisch verband bestaan tussen het bestreden individuele besluit en de betrokken algemene handeling.

(cf. punt 61)

Referentie:

Hof: 31 maart 1965, Macchiorlati Dalmas/Hoge Autoriteit, 21/64, Jurispr. blz. 232, 250; 13 juli 1966, Italië/Raad en Commissie, 32/65, Jurispr. blz. 580, 611

Gerecht van eerste aanleg: 26 oktober 1993, Reinarz/Commissie, T‑6/92 en T‑52/92, Jurispr. blz. II‑1047, punt 57; 3 februari 2000, Townsend/Commissie, T‑60/99, JurAmbt. blz. I‑A‑11 en II‑45, punt 53

Gerecht voor ambtenarenzaken: 28 juni 2006, Sanchez Ferriz/Commissie, F‑19/05, JurAmbt. blz. I‑A‑1‑41 en II‑A‑1‑135, punt 57