Language of document :

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 12 december 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de rechtbank Amsterdam - Nederland) – Tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd tegen ZB

(Zaak C-627/19 PPU)1

(Prejudiciële verwijzing – Prejudiciële spoedprocedure – Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken – Europees aanhoudingsbevel – Kaderbesluit 2002/584/JBZ – Artikel 6, lid 1 – Begrip „uitvaardigende rechterlijke autoriteit” – Criteria – Europees aanhoudingsbevel dat door het openbaar ministerie van een lidstaat is uitgevaardigd met het oog op uitvoering van een straf)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Rechtbank Amsterdam

Partij in het hoofdgeding

ZB

Dictum

Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van 26 februari 2009, moet aldus worden uitgelegd dat het niet in de weg staat aan een wettelijke regeling van een lidstaat die de bevoegdheid om een Europees aanhoudingsbevel uit te vaardigen met het oog op uitvoering van een straf toekent aan een autoriteit die weliswaar aan de rechtsbedeling in die lidstaat deelneemt maar zelf geen rechterlijke instantie is, doch niet voorziet in een afzonderlijk beroep in rechte tegen de beslissing van die autoriteit om een dergelijk Europees aanhoudingsbevel uit te vaardigen.

____________

1 PB C 383 van 11.11.2019.