Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesgerichtshof (Duitsland) op 15 juni 2020 – Thelen Technopark Berlin GmbH / MN

(Zaak C-261/20)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesgerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Thelen Technopark Berlin GmbH

Verwerende partij: MN

Prejudiciële vragen

Volgt uit het Unierecht, met name uit artikel 4, lid 3, VEU en uit artikel 288, derde alinea, en artikel 260, lid 1, VWEU, dat artikel 15, lid 1, lid 2, onder g), en lid 3, van richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt1 in het kader van een lopende gerechtelijke procedure tussen particulieren rechtstreekse werking heeft die van dien aard is dat de met deze richtlijn strijdige nationale bepalingen van § 7 van de Duitse Verordnung über die Honorare für Architekten- und Ingenieurleistungen (HOAI) (besluit inzake de honoraria voor architecten en ingenieurs) – volgens welke de in deze honorariumregeling vastgelegde minimumtarieven voor plannings- en toezichtdiensten van architecten en ingenieurs, behalve in bepaalde uitzonderingsgevallen, bindend zijn en een honorariumbeding in overeenkomsten met architecten of ingenieurs, waarbij de minimumbedragen worden verlaagd, ongeldig is –, buiten toepassing moeten worden gelaten?

Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord:

a)    Levert de regeling inzake bindende minimumtarieven voor plannings- en toezichtdiensten van architecten en ingenieurs, die door de Bondsrepubliek Duitsland is vastgesteld in § 7 HOAI, schending op van de vrijheid van vestiging als bedoeld in artikel 49 VWEU of van andere algemene beginselen van het Unierecht?

b)    Indien de tweede vraag, onder a), bevestigend wordt beantwoord: heeft een dergelijke schending tot gevolg dat nationale regelingen inzake bindende minimumtarieven (in casu § 7 HOAI) buiten toepassing moeten worden gelaten in een lopende gerechtelijke procedure tussen particulieren?

____________

1 PB 2006, L 376, blz. 36.